ZEELAND EEN
GRAAFWESPENPROVINCIE?
DOOR RON BROUWER
Graafwespen zijn nauwverwant aan de plooivleugels en beide groepen zijn onderdeel van de angel-
dragende vliesvleugelfamilie. Graafwespen zijn niet alleen gravers, maar ook rovers. Voor Nederland zijn er tot
dusver ongeveer 180 graafwespensoorten beschreven. Recent onderzoek toont aan dat graafwespen in Zeeland
goed vertegenwoordigd zijn. Vanaf 1996 is voor 60 soorten de verspreiding in beeld gebracht.
Zoals de naam graafwesp al doet
vermoeden, is graven een in het oog
vallende eigenschap. De graafactivi-
teiten worden voornamelijk aange
wend voor de bouw van hun nesten.
Het is niet de enige aansprekende
bezigheid. Hun bedrevenheid in het
roven van andere insecten mag er
ook zijn. Vaak zijn ze in staat prooi
en aan te vallen die net zo groot of
soms groter zijn dan zijzelf.
Bijenwolf
De bijenwolf is zo'n soort Schwarzen
egger onder de graafwespen. Op zijn
menu staan steevast honingbijen.
Deze sterke wesp is een uitstekende
vlieger en kan bijen in de vlucht van
gen. Deze valt hij in de vlucht van
voren aan en verlamt ze. De angel
van de honingbij wordt daarbij afge
weerd op het harde chitinepantser
van de wespenrug.
Ook andere graafwespen staan
bekend om hun specifieke prooidie
ren. Veel Nederlandse namen van
graafwespen zijn daarvan afgeleid.
De karakteristieke naam bijenwolf
noemden we al. De rij kan aangevuld
worden met snuittordoder, tripsendo-
der, sprinkhaandoder en rupsendo-
der. U ziet, veel voorkomendheid en
fatsoen zullen we bij deze wespen-
groep niet tegenkomen.
Ongenaakbaar
je raakt onder de indruk door hun
grote vormen- en kleurenrijkdom.
Het zijn vaak aanpassingen, gemaakt
om hun prooidieren met dodelijke
precisie en zonder gevolgen voor
zichzelf te kunnen doden of verdo
ven. We komen het overdreven lij
kende smalle achterlijf bij de rupsen-
doder tegen. De ver weg zittende
kwetsbare delen blijven daarbij onbe-
Bijenwolf
reikbaar voor de zich hevig verzet
tende rupsenlijven. De knoopwespen-
familie heeft, zoals de naam al doet
vermoeden, dat opgelost met hun
harde knopige achterlijfsegmenten.
Angels of scherpe kaken hebben
daar weinig vat op.
Het wespje Diodontus minutus heeft
als prooidieren uiteenlopende soor
ten luizen. Deze prooidierkeuze is te
begrijpen, als je bedenkt dat het
wespje niet groter is dan vijf mm.
Het mannetje is zelfs maar drie mm.
groot. Het is in Zeeland weliswaar
één van de minst bekende, maar wel
de meest algemene graafwesp. Zodra
er zich een zandig steilkantje ontwik
kelt, zien deze minigravers reeds hun
kans en worden gezamenlijk de
broedplaatsen aangelegd.
Kolensjouwers en potten
bakkers
Tijdens een boswandeling is het
mogelijk om met een geheel zwarte
wesp kennis te maken. Deze maakt
niet in de grond haar broedcellen,
maar in halfvergaan hout. Het is een
zwarte wesp met een borststuk, dat
met z'n rimpels en pokdaligheid
meer lijkt op het gezicht van een
kolensjouwer dan op een wesp.
Pemphredon lugubris luidt dan ook
de wetenschappelijke naam. Een
redelijke algemene verschijning, mits