BEHEER VAN NATUURGEBIEDEN
IN EN ROND DE WESTERSCHELDE
DOOR CHIEL JACOBUSSE
m
Begrazing is een belangrijk instrument voor beheerders van natuurterreinen. Dankzij begrazing wordt de
monotonie in de vegetatie doorbroken en krijgen weggeconcurreerde soorten weer een kans. Door het ontbreken
van jong schor wordt begrazing van de schorren in de Westerschelde echter al problematischer.
Evenals dat het geval is in andere
rijkswateren, is Rijkswaterstaat de
beheerder van de Westerschelde.
Daarbij gaat het met name om zaken
als het beheer van de vaarweg, beton
ning, baggerwerk en het ruimen van
wrakken. De als zodanig veiliggestel
de natuurgebieden worden voor het
grootste deel beheerd door de stich
ting Het Zeeuwse Landschap.
Het Zwin, in de monding van de Wes
terschelde, werd in 1939 als eerste
natuurgebied door Het Zeeuwse Land
schap in beheer verkregen. Later volg
den de Verdronken Zwarte Polder, de
Hooge Platen, de Schorren voor de
Paulinapolder en het Verdronken Land
van Saeftinghe. Bij elkaar een opper
vlakte van meer dan 4500 hectare.
Het Zuidgors bij Ellewoutsdijk (163 ha)
en de schorren bij Bath en Waarde
(324 ha) worden beheerd door respec
tievelijk de Vereniging Natuurmonu
menten en het Staatsbosbeheer.
Hooge Platen
De als natuurgebied beheerde delen
van de Westerschelde bestaan vooral
uit schorren met de aangrenzende
slikken. De schorren -het Zuid-Neder
landse equivalent voor kwelders- lig
gen in het algemeen boven gemiddeld
hoogwater en zijn begroeid met hoge
re planten. Slechts het Hooge Platen-
complex bestaat voor het grootste
gedeelte uit intergetijdegebied. Dit
gebied van 860 hectare ligt voor een
oppervlakte van slechts 66 hectare
boven gemiddeld hoogwater. De rest
bestaat uit kale zand- en slikplaten,
die van belang zijn als fourageerge-
bied voor tal van steltlopers en -in
mindere mate- eenden. Het perma
nent droogvallende gedeelte van de
Hooge Platen, de Bol, wordt beheerd
als broedgebied voor pioniervogels.
Het voorkomen van een kleine popu
latie broedende dwergsterns aan het
eind van de jaren zeventig, vormde
voor de staat de aanleiding om het
gebied in beheer te geven aan Het
Zeeuwse Landschap. Om de broeden
de sterns tegen hoge vloeden te
beschermen, werd een klein deel van
de plaat omwald met een ringdijk. De
maatregel had succes en het aantal
broedende dwergsterns groeide uit tot
maximaal 175 paren. Daarnaast ves
tigden zich dankzij de beschermende
maatregelen en een stringent toezicht
onder meer Grote stern (tot 3000
paar), visdief (ca 1000 paar), strand-
plevier, kluut en kokmeeuw. Ondanks
de grote oppervlakte van het gebied
en de aanwezige dynamiek van
natuurlijke processen is hier duidelijk
gekozen voor een beheer met het oog
op de internationaal belangrijke popu
laties van de broedende kustpionier-
vogels.
Strandkweek
op schorrand i
Saeftinghe.
(Jan Karkdijk)