DRAMATISCHE
ACHTERUITGANG
VAN DE GRUTTO?
DOOR ANNE OSINGA
li
Twee kanten kenmerken de echte weidevogelbeschermer: aan de ene kant is er de zorg om de achter
uitgang van weidevogels in Nederland tegen te gaan, en aan de andere kant is er het pure genieten van deze
vogels. Terwijl de gruttostand in Nederland dramatisch afneemt, zijn er kansen voor herstel in Zeeland. Grutto's
bestuderen en observeren is zozeer de moeite waard, dat er zelfs een levenslange verslaving op de loer ligt.
"Amersfoort, 28 juni 2000. De daling
van het aantal grutto's in Nederland
is dramatisch. Van de 87.000 broed-
paren in 1990 zijn er nu nog maar
58.000 paren over. En dat terwijl de
West-Europese grutto voor het
belangrijkste deel op Nederland is
aangewezen voor zijn voortplanting.
Geschrokken van de jongste cijfers
kwamen tal van organisaties bij
elkaar om na te gaan hoe ze het tij
kunnen keren".
Het bovenstaande is een citaat uit
het persbericht dat werd verspreid
door Vogelbescherming Nederland,
Landschapsbeheer Nederland, de
Bond van Friese Vogelbeschermings-
wachten, LTO-Nederland en de
Nederlandse Steltloperwerkgroep.
Het laat aan duidelijkheid niets te
wensen over.
Koning
Dr. )ac. P. Thijsse schrijft in het
Vogeljaar: "De grutto is een ideaal
van een moerasvogel, de koning van
de weidevogels: hoge poten om door
de modder te kunnen waden, een
lange hals om over het gras te kun
nen uitkijken, een lange, gevoelige
snavel om in de weke grond naar
kleine diertjes te kunnen zoeken, een
niet te groot lichaam om nog gemak
kelijk en zonder veel inspanning een
nest op de grond te kunnen heb
ben". Heel logisch eigenlijk, want de
grutto heet in het Latijn: "Limosa
limosa". "Limosus" betekent door
weekte, modderige grond, en
"Limus" modder of aarde.
Zuidwestelijk bolwerk
De situatie in Zeeland ziet er als
volgt uit: in totaal broeden er de
laatste jaren tussen de zeshonderd
en zevenhonderdvijftig paren. Het
aandeel van Zeeland in de
Nederlandse gruttopopulatie is dus
gering. Dat wil niet zeggen dat de
Zeeuwse gruttopopulatie verwaar
loosbaar is; Zeeland is namelijk
samen met de Vlaamse kustpolders
het meest zuidwestelijke bolwerk van
de soort in Europa. Bovendien,
gezien de hierboven beschreven dra
matische achteruitgang van de grut
tostand in Nederland, telt ieder
broedpaar.
De grutto komt voor in grote delen
van de Zeeuwse graslanden, zowel
binnen- als buitendijks. Belangrijke
gebieden zijn: Walcheren (25 broed-
paren), Zuid-Beveland (300 broedpa-
ren), Tholen/St.Philipsland (25 broed-
paren), West-Zeeuws-Vlaanderen (80
broedparen), Oost-Zeeuws-Vlaanderen
(90 broedparen), Schouwen (120
broedparen) en tenslotte, als toplo
catie, de Kapelse/Yerseke Moer met
170 broedparen.
In het boek "Broedvogels van
Zeeland" (1994) wordt de Zeeuwse
populatie geschat op zeshonderd tot
zevenhonderdvijftig paren (inclusief
de Grevelingen en de Slikken van
Flakkee). Deze gegevens zijn afkom
stig van de heer Gerard van Zuijlen,
ecoloog van de Provincie Zeeland,
die ze bijna per perceel door de hele
provincie kan aanwijzen en benoe
men. Vroeger, tussen 1900 en 1920,
was de Prunjepolder van Schouwen
waarschijnlijk het belangrijkste
broedgebied. Door de "verbeterde"
bemaling is de populatie beduidend
afgenomen en juist dit verband geeft
weer hoop voor de toekomst, want
zoals u ongetwijfeld weet, worden en
staan reeds grote gedeelten van de
Prunjepolder opnieuw onder water.
Het Plan Tureluur kan ongetwijfeld
een belangrijk brongebied worden
voor de grutto, maar dan moet in de
aanpalende gebieden wel gewerkt
worden met beheerspakketten met
daarin opgenomen uitgestelde maai-
data. Want als er één ding duidelijk
is, dan is het wel dat hoog gras voor
jonge grutto's van levensbelang is.
Staande pitten
De grutto slaapt waarschijnlijk, afge
zien van de tijd dat er eieren en kui
kens zijn, nooit op het land. Vanaf
begin juni, als de jongen zelfstandig
worden, groeperen ze zich opnieuw
bij hun slaapplaatsen en brengen
door middel van de zomerrui hun
Boven en links:
De grutto.
(Chiel lacobusse)