pi
Schade
In de moestuin kan men de larven
van Euleia heradei vinden. Ze kunnen
aan de selderie en lavasplanten grote
schade aanrichten. Een bekende
gallenvormende boorvlieg is de
distelgalboorvlieg, Urophora cardui.
Ze komt vrij algemeen in Zeeland
voor. De meerkamerige en knikker-
grote gallen zitten aan de stengel van
akkerdistel. Keihard zijn deze gallen,
waarin meerdere larven zitten. De
fragiele vliegjes kunnen er in het
voorjaar alleen uitkomen als dan de
gallen zacht geworden zijn. De Middel
burgse apotheker Johannis Goedaert
schreef over de distelgalboorvlieg in
zijn boek "Metamorphosis naturalis"
in 1660. Destijds werd aan de gallen
een geneeskrachtige werking toege
schreven (zie kader).
Men kan ook gallen vinden aan de
wortels van duizendblad. Hieruit komt
dan de boorvlieg Oxyna flavipennis.
Zeer interessant is de leefwijze van
boorvlieglarven in vruchten. De larven
kunnen zeer grote economische
schade veroorzaken. In ons land
kwam en komt dit nauwelijks voor.
Vroeger kon de kersenboorvlieg,
Rhagoletis cerasi, nog wel eens aan
zienlijke schade veroorzaken in
kersenboomgaarden.
In tropische en subtropische streken
is dat heel anders. Hier kunnen deze
boorvliegen zeer veel schade toe
brengen in fruitkwekerijen.
Voorbeelden hiervan zijn o.a. de
olijfboorvlieg (Dacus oleae) die de
olijvenoogst totaal kan vernietigen.
Verder is de zeer fraai getekende
citrusboorvlieg (Ceratites capitata)
berucht in de citrusplantages in Zuid-
Europa. Bestrijdingsmiddelen hebben
er echter wel voor gezorgd dat dit
thans vrijwel voorbij is. In Nederland
is dit vliegje een aantal malen waar
genomen, het werd dan echter
ingevoerd met sinaasappelen.
Zelf kweken
Van het geslacht Rhagoletis teven de
larven allen in vruchten. In Zeeland
kan men R. batava (deze soort werd
in 1958 voor het eerst in Nederland
gevangen en beschreven door Hering;
hij gaf het de naam van 'batava')
gemakkelijk kweken uit bessen van
duindoorn. Als men half september
een aantal takjes met bessen in een
schoenendoos legt, kan het haast
niet missen of er kruipen volwassen
larven uit.
Als men die in een pot met zand
doet, kruipen ze in dat zand en
verpoppen daar. Het volgend jaar
komen in mei en juni de imago's te
voorschijn.
Rhagoletis alternata kan men uit
rozenbottels kweken. Als men bij huis
cotoneaster tegen de muur heeft
staan is er een goede kans dat men
dan een heel fraai boorvliegje te zien
krijgt. In de bessen leven de larven
van Anomoia purmunda. Deze vliegjes
komen graag binnenshuis en lopen
dan met wapperende vleugeltjes tegen
het raam.
Zeldzaam Zeeuws...
Uit Zeeland zijn de vangsten van een
aantal zeer zeldzame boorvlieg-soorten
bekend, zoals Rhagoletis indifferens.
Deze soort is zeer recent ontdekt in
de duinen van Schouwen-Duiveland.
R. indifferens is een soort die in
Noord-Amerika inheems is en daar
leeft in de bessen van Amerikaanse
vogelkers (Prunus serotina).
Ook op de vindplaats bij Burgh leven
de larven van deze boorvlieg in de
bessen van deze prunussoort. Hoe ze
hier gekomen zijn, zal wel altijd een
groot raadsel blijven. Overigens is er
van R. indifferens een klein aantal
vangsten bekend uit Zuid-Zwitserland.
Hier is deze soort met plantmateriaal
ingevoerd.
Zeer zeldzaam is ook Thephritis prae-
cox. In Nederland alleen bekend uit
Zeeland; één exemplaar werd gevan
gen in de duinen bij Oostkapelle in
1967 en recent één in de duinen bij
Burgh. Volgens de literatuur leven de
larven in viltkruid, maar deze plant is
zeer zeldzaam! T. praecox is een
soort die algemeen voorkomt in de
landen rond de Middellandse Zee.
De eerste waarneming van een boorvlieg die beschreven is, is in Zeeland
gedaan door de Middelburger johannes Goedaert. In 1660 beschreef hij in
zijn 'Metamorphosis naturalis' van de distelgalboorvlieg de gal, de larve en
het vliegje als volgt:
"Het gewas dat wort afgebeeldt wort een speenappel genaamt. De appelkens
geven verlichtinge bij gequollen spenen, als er twee of drye van deze
appelkens in de sacken gedragen worden. Somtijds nemen oock dese
appelen wel eenige koorssen van de kinderen wech, als men eenige van deze
appelkens in haar onderste kleerkens naeyt. Dat deze appelen sulcken
verkoelende kragt hebben ende veel brandt uit het lichaam wech nemen, dat
komt door eenighe witte wormkens, welcke haer in dese appelen onthouden.
Uyt den appel (komt) een aerdich vtieghjen te voorschijn, 't welck op elcke
vleugel een letter heeft. Als de vlieghe die daar uyt voort komt wech vliegt,
dan heeft den appel altoos geen kragt meer, daarom heb ick desen worm
ghenaemp den brandtsuyger".
(Uit: Zeldzaam Zeeuws, Stichting Het Zeeuwse Landschap)