■I
AAN DE SLAG
Mevr. M.C. Abrahamse
is vrijwillig educatief medewerkster
illustraties'. Adri Karman
1 V' fi
-
ps
-
waterjuffer op
waterplant
1. Vul een schaaltje met
kraanwater. Leg een dunne
naald plat op het water: hij
zinkt meteen. Haal de naald
weer uit het water. Droog hem
goed af en smeer hem in met
iets vettigs, bijvoorbeeld
boter. Als je hem nu
voorzichtig op het water legt,
blijft hij drijven. Door
hetzelfde proces kan de
waterbootsman op water
'lopen'. Hij gebruikt zijn poten
als roeiriemen.
2. Vraag aan je vader en/of
moeder of je naar een sloot of
vijver bij jou in de buurt mag
gaan. Neem een schepnet mee,
en een glazen pot.
a. Ga met je schepnet rustig
door het water. Als je iets
vangt, kun je het in de pot
doen en bestuderen. Eventueel
kun je opschrijven of tekenen
wat je gevangen hebt.
b. Zie je vliegen of muggen
vliegen? Hoeveel? Waar gaan
ze zitten om te rusten?
Hoeveel vleugels tel je?
3. Riet komt veel voor langs
sloten. Het groeit erg hard.
Kies een nog jonge rietstengel
uit. Zet er met een zwarte
viltstift een streepje op. Sa
regelmatig met een meetlint
meten hoe hard jouw
rietstengel gegroeid is.
4. De dieren die in en rond de
sloot leven, moeten eten. Wie
eet wie? Zet de genoemde die
ren in de goede volgorde. We
noemen dit de voedselpiramide.
larven - algen - reiger -
watervlooien - stekelbaarsje