I
EEN GEVARIEERDE OMGEVING,
EEN RIJKDOM AAN SOORTEN
S8!!a!ï!3^fe^
DOOR MARTEN HEMMINGA
Hoeg
evarieerder een omgeving is, des te meer soorten kunnen er leven. Wanneer we dus de soortenrijk
dom in de onze provincie willen bevorderen, doen we er goed aan om het landschap zo afwisselend mogelijk te
laten zijn: in het agrarisch gebied ruimte laten voor struwelen, rietzomen en kreken en in natuurontwikkelingsge
bieden zoveel mogelijk overgangen, bijvoorbeeld van zout naar zoet of van nat naar droog, aan te leggen.
Sinds de Zweedse botanicus Linnaeus
in het midden van de achttiende eeuw
een systeem ontwikkelde om planten
en dieren te classificeren, zijn er ruim
1,5 miljoen soorten beschreven. Dat is
nog maar een klein deel van het
totaal dat vermoedelijk op aarde leeft.
De schattingen van het aantal soorten
op onze planeet variëren tussen de 5
en 30 miljoen. Dat is een geweldig
aantal en de vraag dringt zich dan ook
op hoe het mogelijk is dat er zoveel
soorten naast elkaar kunnen bestaan.
Het onderzoek naar het antwoord op
die vraag heeft uitgewezen dat de
gevarieerdheid van de omgeving daar
in een belangrijke rol speelt. Kortweg
gezegd: hoe gevarieerder de omge
ving is, hoe meer soorten er kunnen
leven.
Lappendeken
De basis voor een gevarieerde omge
ving is een verscheidenheid aan
omgevingsfactoren, bijvoorbeeld ver
schillen in bodemsoort, aanwezigheid
van zoet of zout water, temperatuur
en lichtinval. Die factoren bepalen wat
voor planten en bomen er kunnen
groeien. Een landschap kan zo een
lappendeken zijn van plekken en
overgangssituaties met een eigen
karakter en een eigen vegetatie. De
aard van de vegetatie is vervolgens
weer sterk bepalend voor de soorten
dieren die er kunnen voorkomen.
Sommige dieren dragen trouwens zelf
ook hun steentje bij aan het vergroten
van de omgevingsvariatie. Grazers
zoals runderen, maar ook ganzen, zor
gen voor open plekken in de vegeta
tie en bemesten plaatselijk de bodem,
waardoor locale verschillen in voed
selrijkheid ontstaan. Konijnen en
andere dieren veranderen al gravend
plaatselijk de structuur en het reliëf
van de bodem.
Gelderse roos. In dit gebied alleen
in de Eendenkooi. (Hannie joziasse)
Oorzaken
De relatie tussen omgevingsvariatie
en soortenrijkdom heeft diverse oor
zaken. In de eerste plaats betekent
een afwisselende omgeving meestal
dat een groter aantal soorten er
geschikte leefomstandigheden kan
vinden dan het geval is in een mono
tone omgeving. In een weiland met
plaatselijk zoute kwel zullen daarom
meer plantensoorten gevonden kun
nen worden dan in een vergelijkbaar
weiland met alleen zoet grondwater,
omdat niet alleen de "gewone" soor
ten er kunnen groeien, maar hier en
daar ook zoutminnende soorten.
Daarnaast is het zo dat nogal wat die
ren behoefte hebben aan verschillen
de typen gebieden waartussen ze
heen en weer pendelen. Reeën bij
voorbeeld, zoeken voedsel in open
graslanden, maar trekken zich terug in
bos- en struweelgebiedjes om te rus
ten. Voor andere soorten zijn verschil
lende leefmilieus weer van belang
voor het voltooien van hun levenscy
clus. De boomkikker is zo'n soort. Die
is te vinden op zonnige plekken in
hagen en struiken, maar voor het
afzetten van de eieren heeft de boom
kikker heldere, recent ontstane zoet
waterpoeltjes nodig, die niet te ver
van het struikgewas moeten liggen.
Dat luistert allemaal behoorlijk nauw,
en mede daarom is de soort in onze
Kaartuitsnede topografische kaart
(1:25.000), met kilometerhok 68-
407. (Wotters-Noordhof)
5-
pi5cr*5*&
0.8
pi 60
Eenden
1.2