BI
Kleverige
ogentroost en
bitterling groeien
op de Plaat
van de Vliet.
(Gert-Jan Buth)
Een patroon van
gegraven ondiepe
kreekjes aangelegd
op de Dintelse
Gorzen, dient als
paai- en opgroei-
gebied voor jonge
vis, met name
snoek, (archief
R.W.S.)
brasem en voorn, ais predatoren van
algenetende diertjes als water
vlooien, raderdiertjes en roeipoot-
kreeftjes, in toom te houden. De
snoek als toppredator zou geholpen
moeten worden door biezen en riet,
die een belangrijke paaiplaats
bieden. Zo'n 400 ha oeverplanten
zouden daar garant voor moeten
staan. Maar die planten kwamen er
niet, hooguit enkele tientallen
hectares. Daarom werd in 1996 een
nieuw peitbesluit genomen om de
kiemingsmogelijkheden voor
oeverplanten te vergroten. Het peil-
besluit hield in dat het water binnen
een bandbreedte van 25 cm kon
fluctueren. Toch werd het gewenste
effect niet bereikt. In de praktijk
bleken steile klifrandjes, langzame
ontzilting van de oevers en vooral
vraat en vertrapping door koeien en
plantenetende watervogels nogal
remmend te werken. Vooral de toe
name van de grauwe gans
was groot, niet zozeer
veroorzaakt door meer
ganzen maar door een
langere verblijfstijd in het gebied.
Naar menselijke maatstaven is de
grauwe gans een enorme veelvraat
en doet hij zeker niet onder voor
grazende hoefdieren. Misschien eten
ze wel zoveel omdat ze niet bepaald
efficiënt met voedsel omgaan. Om
nog een beetje aan voedingsstoffen
te komen, moeten ze haast continu
dooreten. Een grauwe gans eet al
gauw 700 gram plantaardig voedsel
per dag. Vooral de ondergrondse
mineraal- en zetmeelrijke worteldelen
van riet en zeebies (of heen) worden
niet versmaad.
Inmiddels wordt door voortschrijdend
inzicht wat genuanceerder gedacht
over de sturende rol van snoek. Door
de typische morfologie van het meer
met steile oevers en diepe geulen,
kan snoek alleen in de ondiepe
zones een rol spelen. De huidige
visstand wordt vooral gedomineerd
door snoekbaars en brasem.
Boulimia en blauwalg
Het waterbeheer van het Volkerak-
Zoommeer verloopt grotendeels
volgens het regenmodel. Het peil
beweegt door neerslag en verdam
ping tussen NAP +o,i5m en NAP -
o,iom. Wanneer het peil te laag zakt
of het zoutgehalte te hoog wordt,
gaat een kraan bij het Hollands Diep
open. Via een uitgekiend sluisbeheer
wordt het doorspoelen vanuit het
Hollands Diep echter tot een mini
mum beperkt, om voedingsstoffen en
microverontreinigingen zoveel mogelijk
buiten de deur te houden. Dit lukt
helaas niet met de toevoer van
voedingsstoffen uit de Brabantse
rivieren Mark, Dintel, Steenbergse
Vliet en Zoom. Vanuit deze rivieren
wordt het Volkerak-Zoommeer lang
zaam maar zeker opgeladen met
voedingsstoffen, met name fosfaten
afkomstig uit
de landbouw.
Het meer ligt zo
aan het
voedingsinfuus
en weet zich
Slikken van de
Heen-West.
Ongeveer 60 ha van
dit gebied wordt 's
zomers relatief
intensief begraasd
door runderen en
paarden, terwille
van ganzen, eenden
en weidevogels
(Gert-Jan Buth).
7-
Watervlo
(archief R.W.S.)
8.
Snoek
(archief R.W.S.)
vochtige gedeelten kruipwilg. Uit
ervaring weten we dat een dergelijke
ontwikkeling betekent dat binnen
vier of vijf jaar struweel dit gehele
gebied zal bedekken. Vandaar dat hier
vorig jaar de begrazingsintensiteit
werd opgevoerd. Maar de pony's
alleen redden het hier niet om de
struweelontwikkeling tegen te houden.
Naast de 1 pk's moet daarom de
komende jaren periodiek zwaarder
geweld ingezet worden; een stevige
tractor met kleppelmaaier die voor
komt dat duindoornhorsten steeds
groter worden. Uiteindelijk zal dit
gebied waarschijnlijk in een stadium
belanden waarin pony's en/of runderen
de kiemptantontwikkeling van houtige
soorten kunnen bijhouden.
Natuurbos
De voormalige schorren, uitgebreid
aanwezig op de Slikken van de Heen
(145 ha), waren ondanks de
kleiige bodem binnen twee jaar
ontzilt.
Door het intensieve netwerk van
kreken hebben deze gronden een
goede natuurlijke ontwatering.
De verzoeting van de schorren mani
festeerde zich al snel op een heel
opvallende wijze door een massale
opslag van wilgen en vlieren.
Wilgen vooral op de kreekoeverwallen,
vlieren voornamelijk in de meer kleiige
kommen. Daarnaast was duinriet al
snel een massale bedekker van het
voormalige schor. De laatste jaren
breiden hier tevens de groeiplekken
van adelaarsvaren sterk uit. Het
huidige beeld van het schorgedeelte
van de Slikken van de Heen wordt
grotendeels gevormd door een open
bosgebied, dat sinds 1995 gedurende
het gehele jaar extensief begraasd
wordt door Schotse hooglanders.
De wilgen en vlieren blijken nagenoeg
allemaal even oud te zijn. Alleen in
1987 en 1988 heeft er massaal zaad
jaren
stierf de
oorspron
kelijke schorvegetatie grotendeels af
en konden vlier en wilg, beide
lichtkiemers, tot ontwikkeling komen.
Daarna vormden nieuwe gras- en
kruidensoorten weer snel een gesloten
vegetatiedek, waardoor houtige
soorten kennelijk geen kans meer
kregen om te ontkiemen.
Een bos zonder variatie in leeftijds
opbouw is erg kwetsbaar. Zo zullen
de vlierstruiken als ze ongeveer 30-
40 jaar oud zijn, afsterven. Dit proces
begint momenteel op de Slikken van
Flakkee, nabij Stellendam, waar een
vergelijkbare natuurlijke bosontwik
keling plaatsvindt, die echter zestien
jaar eerder begon, na het sluiten van