mmBÊÈÊÊÊÊm met deze overmaat geen raad. Toen het meer nog een deel van een estuarium was en een brakke over gang vormde tussen de zoete rivieren en de zoute Grevelingen en Ooster- schelde, kon het een aanbod van tien maal zoveel voedingsstoffen moeiteloos verwerken. Het Votkerak- Zoommeer van nu heeft last van vraatzucht of Boulimia. Het meer moet de extreme 'vraatzucht' bekopen met overlast in de vorm van blauwalgen. 'Blauwalgen' (cyano- bacteriën) zijn in de jaren na de afsluiting in 1987 steeds talrijker geworden. De blauwalgen profiteren van de voedselrijkdom van het Volkerak-Zoommeer en vangen in drijvende toestand veel licht weg, waardoor de plantenontwikkeling van waterplanten wordt geremd. Daarnaast scheiden deze blauwalgen giftige stoffen af, die voor mens en dier schadelijk kunnen zijn. Naast risico's voor waterrecreanten, ver oorzaken deze algen stankoverlast. In korte tijd kan het meer 's zomers veranderen in een troebele 'groene soep'. Waterbeleid 21c eeuw Vlak na het ontstaan van het Volkerak-Zoommeer in 1987 werden streefbeelden voor de ecologische ontwikkeling op de korte en de lange termijn geformuleerd. Het Volkerak- Zoommeer zou zich op de korte termijn (2010) moeten ontwikkelen tot een helder en schoon zoetwater- meer met een rijkdom aan water planten. Op de lange termijn (2035) had dit moeten resulteren in een duurzaam functionerend ecosysteem met een hoge mate van zelfregulatie. Inmiddels is duidelijk geworden dat het korte-termijn-streefbeeld niet in 2010 kan worden gerealiseerd. De actuele problemen vormen een belangrijke aanleiding voor een her bezinning op de toekomst ontwikke lingsrichting van het Volkerak-Zoom- meer. Een andere reden voor is een herbezinning gewenst vanuit is een moderne visie op toekomstig waterbeheer, waarin klimaat verandering en zeespiegelstijging de boventoon voeren. In het kabinets standpunt over het anders omgaan met water in de 21e eeuw wordt aangegeven dat de zuidelijke delta een belangrijke rol zou kunnen spelen bij het verwerken van pieken in de afvoer van de grote rivieren. Dit zou kunnen betekenen dat het Volkerak-Zoommeer weer een afvoer- functie krijgt, met kansen voor het herstel van estuariene natuurwaarden. Er is inmiddels een beleidsanalyse opgestart. Deze analyse moet inzicht verschaffen in de mogelijkheden die het meer op lange termijn kan bieden. Op basis hiervan zal uiteindelijk een beslissing worden genomen over de toekomst van het meer. Dhr. A. van der Wees is beleidsmedewerker bij de afdeling integraal waterbeheer van Rijkswaterstaat Zeeland. MgHHeSSSSSttS fv - y M - de Bmuwersdam in 1971. Ook wilgen zijn pioniersoorten die niet erg oud worden, en ook zij zullen op de Heen op een gegeven moment vrij massaal afsterven. Beheersvraagstuk Om de natuurlijke bosontwikkeling in het schorgebied de Heen door te laten gaan, zouden er nu reeds houtige soorten van het volgende successie stadium tot ontwikkeling moeten komen, zoals meidoorn, sleedoorn, egelantier, es en berk, later gevolgd door iep en eik. Doornige struwelen zouden onbegraasde 'eilanden' kunnen vormen, waarbinnen bomen ongestoord tot ontwikkeling kunnen komen. De reden waarom in 1995 met bosbe- grazing door hooglanders begonnen werd, was dat er van uitgegaan werd dat begrazing open, kort afgegraasde plekken in het gebied zou doen ont staan, waarin kiemplanten van strui ken en boomsoorten tot ontwikkeling kunnen komen. Echter, een dergelijke ontwikkeling vindt nog niet op grote schaal plaats. Het beheersvraagstuk de komende jaren voor de Heen is dan ook: moet in verband met bosontwikkeling op langere termijn de begrazingsintensiteit intensiever worden dan thans, met als gevolg een grotere oppervlakte kort gegraasd gebied, of juist extensiever, want misschien slaan er nu wel telkens kiemplanten van houtige soorten op, maar worden die afgevreten door de runderen. Misschien zou een beheers vorm waarbij enkele jaren van relatief intensieve begrazing, gevolgd door een periode van 5-10 jaar waarin geen begrazingsbeheer wordt toegepast - een periode waarin jonge houtige soorten kunnen uitgroeien - de juiste beheersvorm zijn. Bij dit beheersvraagstuk vormt de adelaarsvaren een beetje een 'enge' factor. Nu zijn de groeiplekken van deze soort op de Heen nog niet zo groot, en verhogen ze de natuurlijke diversiteit van het gebied. Echter, deze varen, die gemeden wordt door grazers, kan bij toenemende domi nantie op den duur een probleem vormen voor de vestiging van andere houtige soorten. Van Engelse natuur gebieden is bekend dat dergelijke monoculturen van adelaarsvaren voor decennia lang het landschapsbeeld kunnen bepalen. Dr. GJ.C. Buth is projectmedewerker van Het Zeeuwse Landschap.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2001 | | pagina 15