ILLUSTRATIES DOOR ADRI KARMAN vele tientallen kilometers afleggen op zoek naar een geschikt leefgebied. En afgelopen zomer werd vlakbij de plaats, namelijk in de inlaag Kei hoogte, opnieuw een vos waargeno men. En dat terwijl niemand ook maar enig vermoeden had dat er op Noord- Beveland vossen huizen. Veel mensen houden zelfs nu nog vol dat vossen in Zeeland niet voorkomen, maar een rondje navraag bij mensen die veel in het veld verblijven, leert wel anders. Zeeuws-Vlaanderen is tot in iedere uithoek gekoloniseerd en van Zuid- Beveland is bekend dat er ten oosten van het Schelde-Rijnkanaal jaarlijks vele tientallen exemplaren worden waargenomen. Maar ook op het schor van Waarde en in de omgeving van 's-Gravenpolder zijn vossen gesig naleerd. Van Walcheren zijn zekere waar nemingen bekend van Vlissingen- Oost en enkele onzekere waar nemingen uit de Manteling. Op Philipsland en Tholen worden regelmatig vossen gezien, vooral langs de grens met Noord-Brabant. Van Schouwen-Duiveland zijn alleen geruchten bekend, met name uit de duinen. Zeker is dat met het boven staande niet het complete plaatje getekend is. Wel geeft de opsomming aan dat de vos door heel Zeeland verspreid voorkomt. De eerste gevolgen zijn ook al merk baar. In het Zwin, waar jaarlijks vele duizenden kokmeeuwen broeden, is dit jaar geen enkel jong groot gebracht. Hetzelfde geldt voor de broedkolonie in de Blikken bij Oost burg. Anders dan bij de zilvermeeuwen gaat het hier om een soort die het toch al niet zo best doet: in veel ge bieden is hun aantal in de afgelopen decennia gedecimeerd. En het valt te voorspellen dat de vossen zich niet tot kokmeeuwen zullen beperken, maar dat ook tureluurs en grutto's er straks aan moeten geloven. Een in opdracht van het Ministerie van LNV uitgevoerde studie voorspelt dat een aantal vogels, waaronder grutto, kor hoen en patrijs, zich met moeite en in lagere dichtheden dan de huidige in Nederland zullen kunnen hand haven als de huidige tendens zich voorzet. Het gaat dan wel om rode lijstsoorten waarvoor in het geval van de grutto (maar ook bijvoorbeeld de purperreiger en de lepelaar) de Nederlandse populatie van groot internationaal belang is. Het overheidsbeleid is dat vossen niet bejaagd worden. Alleen in geval van evidente schade kunnen vergun ningen voor afschot worden verstrekt. Het jachtbeleid van Het Zeeuwse Landschap is tamelijk stringent. Het 'nee, tenzij...principe' wordt strikt ge handhaafd en het geldt natuurlijk in het geval van de vos evenzeer als voor jacht op andere soorten. Toch kunnen we daarbij voor moeilijke afwegingen komen te staan. Problemen en kansen Behalve de predatie in kokmeeuwen kolonies zijn waarschijnlijk ook onze lepelaarkolonie op de Slikken van de Heen en de zitvermeeuwenkolonie op de Plaat van de Vliet, als gevolg van vossenpredatie geheel door de vogels verlaten. En wat te doen als een weidevogelgebied als de Yerseke Moer of één van onze vogeleilanden belaagd worden? Er kan voor dat soort gevallen geen standaardoplossing worden aan gedragen. Het is zeker niet zo dat de Stichting bejaging van de vos categorisch afwijst. Er zijn in een aantal gevallen dermate grote natuurbelangen in het spel dat bestrijding van vossen de enige oplossing lijkt. Dat neemt niet weg dat in de meeste terreinen de vos begroet wordt als een welkome gast, die waarschijnlijk ook de nodige beheersproblemen kan oplossen. Bijvoorbeeld de in sommige ge bieden broedende bastaardganzen, maar ook de wilde grauwe ganzen, die voor grote landbouwschade in de omgeving van de reservaten kunnen zorgen. Daar wordt nu met frisse tegenzin en weinig resultaat op gejaagd en de vos kan zeker bijdragen aan herstel van het evenwicht. En bezien over de lange termijn zal de verschijning van de vos waar schijnlijk van tijdelijke aard zijn. Ook al wordt nu, als gevolg van druk uit de omgeving, de hele provincie gekoloniseerd, het echt typische vossenbiotoop - grootschalig bos en heidelandschap- is in heel Zeeland niet te vinden. Dhr. M. jacobusse is Hoofd Externe Betrekkingen van Het Zeeuwse Landschap.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2001 | | pagina 19