ssr&mmsmimm2smi$Êgsez
i^^asss^3ssta&!tm^r.
«#*te# a
»t
t«*h
J
;-l
V -fi
De kolonie Dwergsterns op de Hooge Platen deed het aanva|ike
lijk goed en het aantal paren dat zich vestigde nam toejvan
30 m
1999 tot 58 in 2000. Dat is toe te schrijven aan een schoonmaak
beurt van de schelpenbank waarop de kolonie ligt. Het aantal Visdieven en Kokmeeuwen bleef stabiel en de Grote stern
nam toe van 2200 naar 3000 paren. De broedresultaten van|de Dwergsterns waren iets beter dan vorig jaar, maar het
broedresultaat van de Grote stern en de Visdief was mager, met respectievelijk 0,42 en 0,10 jongen per broedpaar. Dit
wordt toegeschreven aan een te lage voedselbeschikbaarheid, vopr de kuikens. Voor Grpte sterns waren de resultaten het
slechtst sinds 1987. Het oprukken van begroeiing binnen het broedgebied wordt geïllustreerd door de achteruitgang van'
pioniers als Strandplevier en Kluut e'nérzijds, terwijl anderzijds.vogels als Graspieper en Grauwe gans vaste voet weten te
verkrijgen.
f
Weidevogblinv^tuarisai
Het maken van territoriumkaarten van met name weidevogels is in het verslagjaar geïntensiveerd. Integrale weidevogelin-
ventarisatles vonden plaats in de Bruintjèskreek, de Yerseke Moer, de Blikken, de Baarzandse kreek en het Groote Gat.
Al deze gebieden voldoen ruimschoots aan de norm voor "zeer soortenrijk weidevogelgrasland", zoals .die gehanteerd
wordt door de Rijksoverheid. Dat wil zeggen dat in de betreffende gebieden minstens 1 paar weidevogels per hectare
broedt. Er treden overigens wel fluctuaties op. De Grutto bijvoorbeeld deed het duidelijk minder dan in 1999 en dat is
des te alarmerender, omdat tot voor kort Zeeland gold als de enige provincie waar de Grutto niet achteruitgaat. Andere
kritische soorten, zoals de Tureluur, de Kluut en de Slobeend, wisten zich gelukkig prima te handhaven. Opmerkelijke
broedgevallen die tijdens de weidevogelinventarisaties zijn geconstateerd zijn onder meer een kolonie van ruim 200 paar
Kokmeeuwen en enkele Geoorde futen in de Blikken, een Grote karekiet in de Baarzandse kreek en 6 Kleine plevieren in
de Yerseke Moer.
Een oriënterend onderzoek naar de flora van het Verdronken Land van Saeftinghe leverde vooral in het Sieperdaschor
veel verrassingen op. Soorten van de overgang zout-zoet, zoals Fraai duizendguldenkruid, Moeraszoutgras en
Aardbeiklaver zijn daar regelmatig te vinden, evenals het in Nederland vrij schaars voorkomende grasje Dunstaart
of Schoorsteentje. De verspreiding van deze soorten wordt in 2001 volledig in kaart gebracht. Met medewerking van een
aantal in Saeftinghe aktieve gidsen is begonnen met het karteren van kenmerkende planten als Lepelblad, Selderij en
Zeealsem. De groeiplaatsen worden zoveel mogelijk per hectareblok op de kaart gezet. De immer actieve vogelwerkgroep
van de Steltkluut verrichtte weer tal van waarnemingen en tellingen, die in eigen beheer worden gepubliceerd. In het ver
slagjaar verscheen een fraai overzicht van 10 jaar tellingen in het Sieperdaschor.