te stijgen. Op Zuid-Beveland en West-
Zeeuws-Vlaanderen is een relatief
stabiele situatie ontstaan met jaarlijks
enige honderden kleine zwanen.
Vanaf 1993 lijkt er andermaal een
omslag plaats te vinden. De populatie
stijgt voor het eerst sinds lange tijd
niet verder en nog opmerkelijker is
het wanneer tijdens de koude winters
1995/96 en 1996/97 de maxima niet
eens opvallend hoger zijn dan in de
zachte winters daarvoor. Alleen in de
opmerkelijk natte winter van 1998/99
komen er nog eens meer dan 2000
kleine zwanen te voorschijn. Tijdens
de twee laatste zachte winters
(1999/2000 en 2000/2001) werden
er tot 1200 kleine zwanen geteld,
hetgeen overeenkomt met de situatie
eind jaren tachtig.
Jongen
jonge kleine zwanen zijn gemakkelijk
te herkennen. In plaats van een geheel
wit verenkleed hebben jonge vogels
een grijs-wit verenkleed. Daarnaast is
ook de snavel enigszins anders van
kleur. De jongen blijven gedurende
het eerste levensjaar altijd nabij hun
ouders en ook in hun tweede levens
jaar zijn ze vaak in de buurt van hun
ouders te vinden. Kleine zwanen
opereren in het veld dus als echte
families; de ouders trekken rond met
hun jongen. Soms hebben de ouders
wel vier jongen bij zich. Doordat
jonge kleine zwanen zo gemakkelijk
te herkennen zijn, worden de jongen
jaarlijks door veel ganzen- en zwanen-
tellers apart vermeld tijdens hun
maandelijkse tellingen. Dit gebeurt
inmiddels al vele jaren (sinds begin
jaren tachtig) en daarmee is dankzij
de inspanningen van al die vrijwil
ligers een goed inzicht ontstaan in
de jaarlijkse jongenproductie. Deze
gegevens, in samenhang met tellingen
van overwinterende kleine zwanen uit
het gehele overwinteringsgebied,
geven een beeld van de ontwikkeling
van de populatie. Daaruit blijkt dat de
toename die in Zeeland te zien was
gedurende de jaren tachtig, groten
deels te verklaren is uit het hoge
broedsucces van die jaren. In de
beste jaren bestond soms bijna
twintig procent van de totale populatie
uit jonge vogels. Vanaf begin jaren
negentig is daar verandering in
gekomen; het jaarlijkse percentage
jonge vogels bedroeg in sommige
jaren zelfs minder dan vijf procent.
Dat leidde uiteindelijk ook tot afname
van de aantallen. Wat voorts opvalt,
is het feit dat in Zeeland het aandeel
jonge vogels gedurende de winter
maanden steeds verder groeit.
Mogelijk blijven de families met
jongen langer in Zeeland dan de paren
zonder jongen.
Waar zijn ze te zien
De beste tijd om veel kleine zwanen
te zien in Zeeland ligt tussen half
november en eind december. In
Kleine zwanen.
(Chiel
jacobusse)