Tabel 1. Waargenomen dagvlindersoorten op de zeedijk en op de Gasdam in 2000 en 2001.
Klein koolwitje z
Atalanta t
Argusvlinder s
Kleine vuurvlinder z, s
Klein geaderd witje z/s
Distelvlinder t
Oranje zandoogje s
Zwartsprietdikkopje s
Groot koolwitje z
Dagpauwoog z/s
Bruin zandoogje s
Bruin blauwtje r,s
Citroenvlinder z
Kleine vos z/s
Bont zandoogje z
Icarusblauwtje s
Oranje luzerne vlinder t
Gehakkelde aurelia z
Hooibeestje s
Koninginnepage r,z
r= rode lijst soort t trekvlinder z zwerver s= standvlinder
door het vele gegraaf van konijnen nogal ongelijk
geworden. Door deze toevallige bijkomstigheid
was het voor de gebruikers niet meer mogelijk om
(kunst)mest uit te rijden en te spuiten. Er werd
toen wel altijd gehooid. Momenteel is de vegetatie
zeer gevarieerd, zowel in soortenrijkdom als in
structuur. Voor vlinders zijn hier in vergelijking tot
de zeedijk meer waard- en nectarplanten te vin
den. Er leven zeer veel konijnen die door hun
gegraaf zorgen voor veel microreliëf en een gevari
eerde vegetatiestructuur. De begrazing van de
konijnen in combinatie met een schrale bodem
levert bovendien een lage bedekkingsgraad van de
vegetatie op. Er zijn veel stukken met kale grond
en schaarse vegetatie. Veel vlinders hebben kale
grond nodig om op te warmen. Bovendien staan
hier de meeste jonge plantjes van soorten waar de
vlinders de eitjes op afzetten.
Zowel de Gasdam als de zeedijk hebben over de
gehele lengte een zuidtalud, dat relatief warm is
en daardoor gunstiger voor insecten. Direct achter
de zeedijken liggen grootschalige akkerbouwge
bieden (kleigrond) die voor vlinders minder
waardevol zijn.
Onderzoek
De vlinderinventarisatie is uitgevoerd in twee jaren.
In 2000 is onderzoek gedaan vanaf begin augustus
tot begin november. In 2001 is de eerste inventarisa
tieronde uitgevoerd op 13 juni en de laatste 30
oktober. In totaal zijn 47 bezoeken gebracht. Telkens
werden de meest gunstige weersomstandigheden
uitgezocht. Alle dijkvakken zijn gedurende juli-okto-
ber minstens een maal per maand geïnventariseerd.
In de periode voor half juni is wegens belangrijke
broedvogelwaarden en lage vlinderdichtheden zeer
incidenteel op vlinders geïnventariseerd.
Op dijkvakken met weinig nectarplanten waren
weinig vlinders te zien. Deze trajecten zijn telkens
vanaf de weg onderlangs de zeedijk geteld. Indien
er wel nectarplanten stonden of vlinders te zien
waren, is er intensiever gezocht. Al snel bleek dat
op de Gasdam de meeste vlinders zaten.
Hier heeft dan ook de nadruk van het onderzoek
gelegen.
In 2000 zijn de distels op de zeedijk relatief laat in
het seizoen (augustus) bestreden. In 2001 was dit
vooral in juli het geval. Langs de zeedijk zijn nog
sterker dan bij binnendijkse gebieden de weersom
standigheden van groot belang. Met bepaalde
windrichtingen zoeken de vlinders luwe plekken op
voor beschutting. Deze zijn langs de zeedijk minder
te vinden dan langs de Gasdam. In beide jaren was
de maand augustus mooi en september nat. In
2000 was oktober nat en in 2001 was oktober uit
zonderlijk zacht.
Oranje luzerne vlinder. (Joop Rijnders)