AANSCHAF- Natuurherstel Sophiapolder geeft fossielen prijs l^TUJWW a Door Harry Raad In de Sophiapolder ten zuiden van Oostburg wordt een kreek gegraven. Het is een natuuront wikkelingsproject in het kader van de Zeeuwse uitvoering van het Natuurbeleidsplan en het Natuurherstel Westerschelde. Ooit was hier waddennatuur. De graafwerkzaamheden brachten fossielen, voornamelijk schelpen, van ten minste enkele honderden jaren oud aan het licht. Ze vertegenwoordigen een stukje natuur dat we nu nog heel goed buitendijks en buitenduins kun nen waarnemen. Ontgronding en inrichting in de Sophiapolder. Rechts het uitwate ringskanaal en op de achtergrond de Isabelladijk. (Alice Krull) De ontgronding De eerste fase van de ontgronding in de Sophiapolder vindt plaats in het gebied dat omge ven wordt door de Nieuwstraat (N58), Kanaalweg, Sophiadwarsweg en Isabelladijk. Daarbij ontstaat vijfendertig hectare natuur met een kreekgeul, schraal grasland, bloemrijk grasland, beplantingen en drinkputten. De nu al vrij lage delen van het gebied, voorname lijk bestaand uit zand, worden maximaal ruim twee meter uitgegraven voor de aanleg van een geulen stelsel. Om het water geïsoleerd te houden van het vervuilde water van het uitwateringskanaal, wordt het laatste verlegd naar de grens van het natuur terrein en daarvan hydrologisch gescheiden door een kade. Bij de terreinbezoeken in juni/juli 2001 troffen we de aanleg van de nieuwe sleuf voor het uitwate ringskanaal en een tot plassen uitgegraven deel van het gebied aan. De af te voeren grond lag op bergen klaar voor transport. Reconstructie Er worden niet zomaar geulen in deze polder gegraven; het gaat om een reconstructie van een voormalige situatie. In het jaar 1570 ontstond er tussen het Zwin en de Braakman een zeearm bij de 'Geweldige Watervloed'. Er konden aanvankelijk tamelijk grote schepen door dit water varen, maar zoals bij zo veel geulen in dit gebied was de ver zanding niet tegen te houden. Het meest weste lijke deel was bekend als het Coxysche Gat, een geul die tot in het huidige Vlaanderen doordrong. De aftakking van deze geul naar de Braakman is Passageule gaan heten. Het water werd in fasen tot polderland omgevormd. De aanleg van de dwarsdammen Kapitalen Dam en Bakkersdam in respectievelijk 1786 en 1788 deed de langgerekte Nieuwe Passageulepolder ontstaan ten zuiden van de kernen Oostburg, IJzendijke en Biervliet. Ten westen daarvan werd al snel, in 1807, de Sophiapolder gerealiseerd door de aanleg van de Sophiadam. De verdere inpoldering in de richting van het Zwin werd in enkele decennia afgerond. Waddenmilieu De verzande geul en de opgeslibde hoge gronden parallel daaraan zijn bij de afgraving van de Sophiapolder weer aan het licht gekomen. De gronden van de voormalige schorren zijn kleiig en bevatten slechts weinig schelpen. Het zand van de voormalige plaatgronden en de kreekbodem heeft meer te bieden, het is soms zeer rijk aan schelpen en schelpfragmenten. Het gaat voornamelijk om schelpdieren die hier tussen 1570 en 1807 geleefd hebben. In de steilwanden van de afgravingen zijn de schelpen nog verspreid te vinden in dezelfde houding als toen de schelpdieren nog leefden. Dat is met de spitse zijde, waar de adembuizen zaten, naar boven. De schelpdieren zijn gestorven van ouderdom of door te sterke overzanding. De doodsoorzaak is nu niet meer aan te geven en zal ook per plaats of afzettingslaag verschillen. Soms is er een dichte laag van overwegend kleine schelp-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2002 | | pagina 20