Sporen van de ramp
LrL
I
-/§
\<l
HA?i
P
Door Jan Karkdijk
Dat het Zeeuwse landschap de sporen van de eeuwenlange strijd tegen de zee draagt, is een open deur.
De vele kreken, welen en (binnen)dijken zijn getuigen van de worsteling van de mens met de zee. Vrijwel
iedere overstromingsramp heeft littekens in het landschap achtergelaten. Welke gevolgen heeft de storm
vloedramp van 1953 voor het landschap gehad?
In dit artikel worden de gevolgen van de ramp geïllustreerd aan de hand van een gedeelte van
Schouwen. Het artikel van Andre Knuist doet dit aan de hand van het dorp Stavenisse op Tholen. Het
Deltaplan en zijn invloed op het Zeeuwse landschap worden verder buiten beschouwing gelaten.
De gevolgen van de ramp in 1953 voor het landschap
zijn enorm geweest. Zonder overdrijving kun je stellen
dat de ramp van '53 een absolute breuklijn in de geschie
denis van het Zeeuwse landschap is. Er is een Zeeland
van vóór en een Zeeland van na de ramp, ook in land
schappelijk opzicht.
De ramp heeft directe en indirecte gevolgen gehad. Bij
directe gevolgen is te denken aan nieuw uitgeschuurde
kreken in het landschap, verloren land en verdwenen
dorpen, gehuchten en losse landschapselementen als
hoeven of molens. De veranderde inrichting van het
landschap als antwoord op de gevolgen van de ramp is
daarentegen een indirect gevolg.
Littekens
Het meest opvallende litteken van een stormvloed is
resterend water binnen de dijk, in de vorm van een weel
of een kreek. De doorbraken van de zeedijken in 1953
hebben geen welen nagelaten, maar wel een aantal kre
ken. Omdat het land de laatste eeuwen meters lager is
komen te liggen ten opzichte van de zee, liggen de
meeste polders nu onder gemiddeld hoogwater. Dat
maakt het afsluiten van een gat in de dijk heel moeilijk.
Daarom schuurden in '53 kreken uit, die diep in het land
doordrongen. Bij de Schelphoek en Ouwerkerk op
Schouwen-Duiveland en bij Den Inkel op Zuid-Beveland
zijn kreekrestanten uit '53 te zien.
Opnieuw werd de in de loop der eeuwen geteisterde
zuidkant van Schouwen getroffen door fors landverlies.
Een vergelijking van kaart 1 en 2 op de volgende blad
zijden laat zien hoe groot het landverlies bij de
Schelphoek is geweest.
Een aantal gehuchten en dorpen overleefde de ramp niet
of nauwelijks. Misschien is het beter te spreken van niet-
herstelde dorpen dan van verdronken dorpen, omdat het
verwoeste deel vanwege de herverkavelingsideeën niet
meer mocht worden opgebouwd. Het dorp of gehucht
verdween daardoor (grotendeels) van de kaart.
Brijdorpe, Capelle, Duivendijke, Rengerskerke, Eikerzee,
Oud-Ellemeet, Viane en Nieuwerkerke ('t Schutje) op
Schouwen-Duiveland zijn hiervan voorbeelden.
Ook nieuwe elementen zijn aan het landschap toege
voegd als reactie op de ramp. Op Schouwen werd de
Rampweg aangelegd in februari 1953, zodat
Scharendijke verbonden werd met het droge deel van
Schouwen. De Delingsdijk loopt dwars door de polder
Schouwen, van Serooskerke tot Brouwershaven en is in
1953 is aangelegd op aandrang van Rijkswaterstaat.
Doel van de dijk was te voorkomen dat, zolang het gat
bij de Schelphoek nog niet was gedicht, een eventuele
dijkdoorbraak bij Scharendijke zou leiden tot een onher
stelbare overstroming van Schouwen.
-^SSWSSjSB
Overzicht van het verloren cultuurland van de Schelphoek. Rechts een nol,
een restant van de oude dijk van 1953. (Jan Karkdijk)