Begrazing op de Slikken
van de Heen
Door Huibert Simons
Lmoet geworden na de totstandkoming van eerdere Deltawerken en de Philipsdam in 1987, is het
Krammer Volkerak een jong gebied dat nog volop in ontwikkeling is. De Slikken van de Heen en de Plaat
van de Vliet liggen in het westelijk deel van het Krammer Volkerak en worden beheerd door Stichting
Het Zeeuwse Landschap. De terreinen zijn goed te zien vanuit de uitzichttoren bij het
Krammersluizencomplex. Op deze terreinen is begrazing in feite de hoofdbeheersmaatregel waarmee de
vegetatieontwikkeling wordt gestuurd. Begrazingsbeheer is echter minder eenvoudig dan het lijkt. Dat
blijkt wel uit de ervaringen in de ruim tien jaar dat we de gebieden onder onze hoede hebben.
De terreinen in het westelijk deel van het Krammer
Volkerak. (Nanda van den Berg)
De grote verandering van zout getijdenwater naar een
zoet meer met een constant peil begon in 1987. De
natuur veranderde in een rap tempo: de hoger gelegen
schorgronden van de Slikken van de Heen met karakte
ristieke zoutplanten raakten snel ontzilt en verander
den in gekleurde velden met ruigteplanten als melde,
wilgeroosje, melkdistel en ook akkerdistel.
Ogenblikkelijk vestigden zich ook vlier en wilg.
Toen de Stichting in 1991 het beheer van de terreinen
in handen kreeg, werden er doelstellingen geformu
leerd die per terreindeel verschillen. Onderscheiden
worden de Plaat van de Vliet bij de Krammersluizen, de
eilandjes langs de Philipsdam, het ganzenopvanggebied
Beukelenberg en de Slikken van de Heen-West.
Uiteraard verschillen per deelgebied de beheer-
methoden, maar begrazing met als doel het sturen van
de vegetatie is de constante factor. De doelen variëren
van het laten ontstaan van bosjes en opgaande
begroeiingen tot het juist openhouden van de ruimte
en kort houden van de vegetatie. Begrazing moet dit
op een zo natuurlijk mogelijke wijze bewerkstelligen.
In dit artikel wordt in het bijzonder ingegaan op
Beukelenberg en de Slikken van de Heen-West.
Keuzemogelijkheden
Verschillende dieren hebben zo hun eigen graaseigen
schappen. Paarden bijten met hun tanden de vegetatie
korter af dan runderen, vertrappen meer en eten meer
duinriet dan runderen. Kruipwilg wordt meer door run
deren dan door paarden aangepakt, hoewel ook
beperkt. Onder paarden en runderen zijn er verschillen:
winterharde rassen en 'wildere' soorten kunnen vaak
bij kouder weer en op meer verschillende terreinen
worden gehouden de gewone rassen, maar zijn vaak
lastiger hanteerbaar en minder publieksvriendelijk.
Daarnaast komen er in theorie nog heel andere dieren
voor begrazing in de terreinen in aanmerking: (wilde)
schapen, geiten, wilde zwijnen en zelfs wisenten.
Behalve de raskeuze zijn er nog meer zaken die van
invloed zijn op de begrazingsresultaten: bijvoorbeeld
het aantal dieren dat ingezet wordt per hectare en de
periode waarin begraasd wordt. Jaar-rondbegrazing
met winterharde dieren levert over het algemeen een
ruigere vegetatie op dan seizoensbegrazing. Dat komt
omdat bij jaar-rondbegrazing het aantal dieren wordt
afgestemd op de voedselsituatie in de winter, zodat er
in de zomer méér groeit dan gegeten kan worden. Bij
seizoensbegrazing wordt de veedichtheid afgestemd op
de draagkracht van het terrein in de zomer. Soms komt
het voor dat er sprake is van een spanningsveld: een
terreinbeheerder heeft doorgaans vooral belang bij een
kort afgegeten vegetatie waarbij ook de minder sma
kelijke soorten afgegraasd worden, terwijl een veehou
der die zijn vee uitschaart belang heeft bij maximale
groei en ontwikkeling van zijn dieren en daarom voor
zijn dieren voedsel in ruime mate wil hebben.
Al met al zijn er vele factoren die de keuze voor een
begrazingssysteem bepalen. In de 'jonge' terreinen in
het Krammer Volkerak is de vegetatie zich nog steeds
aan het ontwikkelen, waardoor het begrazingsbeheer
Eilanden
Beukelenberg
van de Vliet