H
J
eb jij wel eens mieren gezien? Vast wel! Misschien weet je wel een plekje
in de tuin, of op straat, waar een mierenvolk leeft. Zo n mierenvolk heeft het
altijd druk. Ze lopen af en aan. In Nederland komen wel 50 verschillende soor
ten mieren voor. De zwarte wegmier is de bekendste.
A
Door Carolien van de Kreeke-Abrahamse
Adri Karman
Uit de eitjes die de koningin legt, komen na een
paar dagen larfjes. Die worden door de werk
sters gevoerd. Als ze volgroeid zijn, verpoppen
de larfjes zich. In die harde pophuid verandert
het larfje in een mier. Van ei tot mier duurt
ongeveer vier maanden. In de winter zijn mieren
heel lui. Ze teren dan op aangelegde voedsel
voorraden.
Mieren zijn insecten: ze hebben een kop, borst
stuk en achterlijf. Ze eten graag zoetigheid. Dat
vinden ze in planten. Soms zit er aan de punt
van een zaadje van een plant een beetje zoetig
heid. Als mieren die zoetigheid meeslepen naar
hun nest, slepen ze ook het
zaadje mee. Maar onderweg
breekt het zaadje vaak
van het zoete puntje
af, en blijft het onder
weg liggen. Zo helpen
mieren mee aan de
zaadverspreiding
van bloemen!
Een andere zoetig
heid die mieren
graag eten is
'honingdauw'.
Dat zijn suikers,
die door bladluizen uitge
scheiden worden. Daarom bezoeken
mieren graag planten waar bladluizen op zitten.
Soms gaan mieren bladluizen 'melken'. Door op
het achterstuk van de bladluis te duwen, schei
den bladluizen die honingdauw uit.
Rode bosmieren leven bijna alleen van andere
insecten. Voordat bosmieren die insecten leeg
zuigen, worden ze verdoofd.
Elk mierenvolk heeft een koningin, die
wel zes jaar oud kan worden. Zij legt hele
dagen eitjes. De andere mieren zijn
werksters of soldaten. De soldaten ver-
A dedigen het nest tegen indringers.
Daar hebben ze twee gereedschappen
voor. Ten eerste hun scherpe boven
kaak. Maar ook mierenzuur. Dat is een zuur sap
dat mieren uit hun achterlijf kunnen spuiten. De
werksters zijn heel de dag bezig om voedsel te
vinden. Mieren zijn heel sterk. Ze kunnen iets
naar het nest brengen dat dertig keer zo zwaar
is als zijzelf!
Ten slotte zijn er nog de mannetjes. Die leven
maar een paar dagen. Tijdens hun korte leventje
maken ze de bruidsvlucht. Ze vliegen dan,
samen met een aantal gevleugelde vrouwtjes
zo'n veertig meter hoog in de lucht. Daar paren
een aantal mannetjes en vrouwtjes met elkaar.
De jonge koninginnen zoeken dan een nieuw plek-
je, waar ze een nieuw volk stichten. De
mieren graven gangen en
leggen in die gangen
hun nest aan. Ze zor
gen heel goed voor
de tempera
tuur in het
nest. Als het te
koud wordt,
sluiten ze de
buitenuitgangen en
als het te warm wordt,
zetten ze deze open.
Mieren slepen met eitjes
door de gangen heen en weer om ze
in de goede temperatuur te laten liggen; de
temperatuur is erg belangrijk voor de eitjes.
Koninqin van de
zwarte weqmier
voor het uitvlieqen.
Later verliest ze
de vleuqels.
Rode mieren leven
bijna uitsluitend van
andere insecten die
ze eerst verdoven,
hier inspecteren ze
een verdoofde rups.