'J TTS
i
TI
Landschap in 't kort
De Delingsdijk op Schouwen
Naar aanleiding van het artikel 'Sporen van de Ramp' in
het maartnummer van dit blad, hebben we een aantal
reacties gekregen over de aanleg van de Delingsdijk. De
correcties en aanvullingen van lezers willen we hierbij
doorgeven. De aanleg van de Delingsdijk is in het artikel
wat te vroeg in de tijd geplaatst: de dijk werd
omstreeks 1960 aangelegd. De mogelijke aanleg van de
Delingsdijk was onderwerp van een diepgaande discus
sie tussen Rijkswaterstaat en het waterschap Schouwen.
Het waterschap wilde de dijk niet en zag liever de
Langendijk aan de noordkant van Schouwen versterkt.
De uiteindelijke Delingsdijk die er gekomen is, is het
resultaat van een compromis: de dijk werd niet 3,5
meter hoog, maar 1,75, zij het met flauwe taluds. De
dijk diende te voorkomen dat bij een volgende door
braak de hele polder Schouwen in één keer onder zou
lopen. De reacties van de lezers zijn door de redactie
zeer op prijs gesteld!
Jan Karkdijk
De eik van Saeftinghe
Net als op veel plaatsen in de Zeeuwse bodem bevindt
zich onder een groot deel van het Verdronken Land van
Saeftinghe een dikke veenlaag die restanten bevat van
de plantengroei uit vervlogen tijden. Aan de rand van
Saeftinghe komen als gevolg van de erosie turfbanken
bloot en ter hoogte van de Marlemontse plaat spoelde
een afgebroken eikenboom bloot. Historici schatten dat
de boom wel 5000 jaar oud kan zijn.
Met hulp van Rijkswaterstaat werd in april jongstleden
de oude eik bij hoogwater opgehesen op een schip en
vervolgens aan wal gebracht. Het gaat om een stam van
zo'n drie meter lang, met een stuk van de wortels er
nog aan. De doorsnee bedraagt ruim een halve meter.
De eik is ondergebracht in de schaapskooi in Emmadorp
om daar te drogen. Op advies van deskundigen is de eik
verpakt in geperforeerd folie om te zorgen dat het
drogingsproces niet te abrupt verloopt.
Na conservering zal de eik worden onderzocht. Het lijkt
erop alsof er sporen van menselijke bewerking zijn
achtergebleven en dat vergt natuurlijk nader onder
zoek. Bovendien ligt het in de bedoeling om de boom
met behulp van dendrochronologie te laten dateren.
Daarbij wordt gekeken naar de opeenvolging van jaar
ringen, waarbij een karakteristieke volgorde van meer
en minder vruchtbare jaren het mogelijk maakt om op
het jaar precies te zeggen wanneer de eik ter plekke
gegroeid is. Na onderzoek zal de eik worden tentoon
gesteld in het bezoekerscentrum Saeftinghe.
Beheerplannen
De wijze waarop Het Zeeuwse Landschap jaarlijks een
bepaald natuurgebied beheert, is beschreven in een
beheerplan. Tevens zijn in zo'n beheerplan alle basis
gegevens van het gebied samengevat, zoals ontstaans
geschiedenis, bodemopbouw, waterhuishouding,
samenstelling van de vegetatie, broedvogelgegevens,
kadastrale indeling, watermeterputten, rasters, hekken,
etc. Ook worden de streefdoelen en de lange termijnvi
sie voor het betreffende natuurgebied beschreven. Een
beheerplan heeft een geldigheidsduur van twaalf jaar,
nadat het is vastgesteld door de natuurwetenschappe
lijke adviescommissie (nwa) van Het Zeeuwse Landschap.
Tussentijds worden de natuurontwikkelingen gevolgd
en geëvalueerd, hetgeen eventueel tot een tussentijdse
aanpassing van het gevoerde beheer kan leiden.
In 2002 is een nieuw beheerplan voor het omvangrijke
Oudlandgebied de Yerseke Moer vastgesteld. Afgezien
van de gebiedsbeschrijving, de natuurontwikkelingen en
een evaluatie van het gevoerde beheer, is in dit beheer
plan ook een noodzakelijk geachte wijziging van het
waterbeheer uitgewerkt. De aanpassing van het grond-
waterpeilbeheer is een ingrijpende zaak en er mag er
geen overlast voor het aangrenzende landbouwgebied
door veroorzaakt worden. Deze maatregel wordt
momenteel door een speciale werkgroep, onder leiding
van het Waterschap Zeeuwse Eilanden, verder voorbe
reid, en straks gevolgd.
Onlangs is het beheerplan 'Kreekgebieden West
Zeeuws-Vlaanderen' vastgesteld. Dit plan betreft het
Groote Gat, de Baarzandse kreek en De Reep. In het
rapport wordt onder andere geconcludeerd dat het
waterbeheer in de Baarzandse kreek, na ingrijpende
inrichtingsmaategelen, nu optimaal is, maar dat dat nog
zeker niet het geval is in het Groote Gat. Voor de
Wallen van Retranchement zal binnenkort door de nwa
een nieuw beheerplan besproken worden. Vergeleken
met de hiervoor genoemde gebieden geldt in dit geval
in sterke mate dat niet alleen natuurbelangen het te
voeren beheer bepalen, maar vooral ook de cultuur
historische waarden van dit bijzondere vestigingswerk.
Eén van de hier geplande beheermaatregelen is dan
ook het herstel van de aangetaste walstructuur van Fort
Nassau. Gemiddeld worden 2 a 3 beheerplannen per
jaar uitgewerkt of herzien. Hierbij is telkens een bege
leidingsgroep van Het Zeeuwse Landschap betrokken.
Zodoende wordt elk jaar extra aandacht besteed aan
alle ontwikkelingen, bijzonderheden en wensen
omtrent bepaalde natuurgebieden.
G.J.C. Buth
M. Jacobusse