Boerderij Nooitgedacht in St. Annaland. Gebouwd in 1662 in opdracht van Constantijn Huijgens als huwelijkscadeau voor zijn dochter Suzanna. (Gerard Smallegange) Scheepsmast in het dakgebint van de Hoge Hoeve in Dreischor. (Gerard Smallegange) het varkenshok gebouwd te zijn van de stenen en het hout van een eerder afgebroken boerenhuis. Dat was niet alleen te zien aan de kleur van de binnenbalken, maar ook aan de maatvoering van de deur en de ramen en aan de vele versieringen in de stenen. Die hadden eerst een paar honderd jaar het huis gesierd en doen nu al meer dan honderd jaar dienst in een uiter mate mooi en sierlijk varkenshok annex slaapzolder. De bouw van dit varkenshok in deze vorm is ongetwij feld voorgekomen uit overwegingen van doelmatig heid. Goede oude materialen werden hergebruikt. Maar de sier die ooit het huis tooide, ging en passant over op nieuwe varkenshok, gebouwd van die oude materialen. Het primaat van de doelmatigheid werd gevolgd door een vleug van sierlijke attributen. Zo is het al heel lang geweest op de Zeeuwse boerderijen. De doelmatigheid stond altijd voorop. Je bouwde met Noors - dat is Scandinavisch of Baltisch - grenenhout omdat dat een goede houtsoort was die ook nog goed koop was. Je conserveerde dat hout met koolteer, maar aan de randen van de deuren en ramen deed je een sierlijk wit randje. Dat laatste was ook weer functio neel: als richtingwijzer wanneer je in het donker de schuur opzocht. Je belegde je dak met riet of pannen, omdat dat op een bepaalde tijd het voordeligst was, maar je zette als bekroning wel een makelaar op de eindgevels. Als je een scheepsmast van eikenhout op het strand vond, dan verwerkte de timmerman dit gra tis materiaal wel op een knappe wijze tussen de grenen gebinten. Maar de mast bleef perfect herkenbaar als scheepsmast, door z'n vorm en uitsparingen. Bij tijd en wijle wees je als boer een bezoeker op dat ene, zeer bijzondere mastgebint hoog in de schuur... Ratrace Veranderingen zijn altijd inherent geweest aan de sec tor landbouw. Je moet inspringen op actuele ontwik kelingen, anders red je het niet op je boerenbedrijf. Toen de chemische verfindustrie opkwam omstreeks 1880, was de beroemde Zeeuwse meekrapteelt in enke le jaren ter ziele. Dus moesten alle boeren nieuwe teel ten zoeken. Na de verwoestingen, de ellende en de honger tijdens de bezetting in de Tweede Wereld oorlog was het overheidsparool voor de landbouw dui delijk: produceer zoveel je kan, met zo weinig mogelijk mensen en zoveel mogelijk machines. En hoe hard de boeren ook hun best deden, het was de overheid nooit genoeg. De arbeidskrachten werden weggezogen naar de industrie, de gebouwen en de erven moesten gemo derniseerd en totaal veranderd worden. Stimulerings regelingen voor schaalvergroting, subsidies op de afbraak van oude schuren en de bouw van nieuwe kwamen er plenty. Premies op het rooien van oude hoogstamfruit- bomen en opruimen van verouderde erven werden steeds als lokkertjes aan de boeren en fruittelers voor gehouden, om ze maar mee te laten doen met veran deren en vergroten. En zie: in de jaren negentig bleek die ratrace funest. Er kwam van alles veel te veel, de boeren konden hun producten niet meer kwijt, inko mens kelderden en de overheid gooide weer eens het roer om. Specialisatie, kwaliteitsverbeteringen verklei ning werd nu het parool. En de landbouw zat met de brokken, want de omschakeling naar een compleet ander bedrijfssysteem is moeilijk, duur en zeer tijdrovend. Zo is er tussen 1950 en 2000, in vijftig jaar dus, meer veranderd op de erven dan in driehonderd jaar daar voor. In een halve eeuw zijn we eigenlijk de altijd van zelfsprekende verbondenheid met onze eigen geschie denis kwijtgeraakt. Streekeigen gebouwen, streekeigen erven die doelmatig en mooi waren gedurende honder den jaren, zijn opeens door de ratrace van de schaalver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2003 | | pagina 4