Natuur op het erf
0.
6
Door Sandra Dobbelaar
"ude boerenerven zijn vaak rijk aan natuur. Daarvoor zijn in het verleden of heden geen speciale
maatregelen getroffen of attributen geplaatst. Het geheim van het traditionele boerenerf is de samen
hang. Een dier kan er vrijwel alles vinden wat hij nodig heeft. Een slaapplaats, maar ook voedsel.
Oriënteringspunten en schuilhoeken. Voortplantingsplaatsen en overwinteringsplekken. Voor meer
natuur op ons erf of in onze tuin zouden we eens iets meer moeten laten: minder harken, minder
opruimen en maaien.
Fraaie alleenstaande
walnoot. Waardevol
voor o.a. korstmos
sen. (Stichting
Landschapsbeheer
Zeeland)
Het is voorjaar en de jaarlijkse amfibieronde moet weer
gemaakt worden. Al een aantal jaren achter elkaar
onderzoek ik verschillende poelen in een bepaald
gebied op aanwezigheid van amfibieën. Vandaag kom
ik op één van de voor mijn gevoel mooiste erven van
Zeeland. De bebouwing is nog zoals vroeger. Het is er
heerlijk stil. De meidoorns beginnen net te bloeien. Je
ruikt het al van ver. Langs de oprijlaan staat fluitekruid
en de eerste boterbloemen geven er een extra vrolijk
tintje aan. Zingende vogels begeleiden me terwijl ik het
erf op loop.
Bij de poelen
De vier poelen die op het erf aanwezig zijn, zijn elk
heel verschillend van uiterlijk en ook van leven dat er in
zit. In de grote wei ligt de oudste poel. Deze is bijna
dichtgegroeid met riet en lisdodden. Terwijl de eerste
fuik omhoog wordt gehaald, schiet er een waterhoen
tje weg. In de fuik zit helaas geen enkele amfibie. Wel
zitten er joekels van poelslakken in, geelgerande
waterkevers en ontzettend veel stekelbaarsjes. De
tweede poel ziet er heel anders uit. De oeverplanten
zijn lager, in het ondiepe deel staan waterkers en
wederik en er groeien kranswieren in het water.
Schaatsenrijders glijden er over het oppervlak en rug-
gezwemmers duiken naar het diepe. In deze put wor
den kleine watersalamander en kamsalamander, zowel
jonge als volwassen exemplaren, aangetroffen. "Ik wist
wel dat ze er waren," zegt de eigenaar. Hij had er eer
der al een paar onder de stapel oude stenen van de
schuur en in de afvoerput bij het huis gevonden. We
lopen door de boomgaard naar de volgende poel.
Achter ons beginnen de padden weer te roepen.
Door de boomgaard
De boomgaard is een mengeling van stokoude en pas
geplante bomen. Sommige bomen hebben nog maar
één tak, zijn open gescheurd of zelfs omgevallen, maar
nog wel levend. Op de takken van de oude bomen zor
gen verschillende soorten mossen en korstmossen voor
prachtige tapijtjes van verschillende kleuren. Met een
loep zijn ze echt prachtig en er friemelen allerlei beest
jes tussen.
Elke soort heeft zijn eigen voorkeur voor een plaatsje
op de boom. De een zit liever op de stam, de ander aan
de voet ervan en weer een ander groeit het liefst op
een horizontale tak. Als je er over nadenkt, is dit ook
niet zo gek. Afstromend water zorgt op een boom
namelijk voor verschil in voedsel-, vocht- en zuurgraden.
Midden in de boomgaard staan de oudste bomen. De
meeste zijn dood, maar de stammen staan nog over
eind. Het dode hout wordt tot op de laatste centimeter
benut. Verschillende zwammen verteren het hout, over
al zitten gaatjes in het hout van insecten en de familie
specht heeft er ware flatgebouwen van gemaakt. Het
zou me niet verbazen als in een van de bomen vleer
muizen zouden zitten.
In de wei
In de grote wei staan verschillende solitaire bomen: een
groepje schuine populieren, noten, kersen, een linde en
een paar zeer oude knotwilgen. De wilgen zijn hol en
zo reusachtig dat er wel vier personen in zouden kun
nen staan. In het molm van de wilg zitten oude cocons
van de wilgenhoutrups. De knotwilg staat bekend als
dé broedplaats voor steenuilen. Hoe groter de knot en
hoe meer holtes er in zitten, hoe beter. Toch broedt
deze kleine uil op dit erf niet in een van deze bomen,
maar tussen de stapel met rommeltjes achter het
wagenhuis. De steenuil is niet de enige jager op dit erf.