I-
grondwater, dat ontwikkelingskansen biedt voor duin
valleivegetaties, en de aanleg van zandige, duinachtige
structuren.
Wetland-natuur
De inrichtingsplannen voor de Zeeuwse EHS worden
opgesteld door de Werkgroep Natuurontwikkeling,
onder voorzitterschap van de Provincie en met als leden
onder andere de drie beheersorganisaties. De plannen
worden uiteindelijk vastgesteld door Gedeputeerde
Staten en daarna meestal uitgevoerd door de Dienst
Landelijk Gebied van het ministerie van LNV.
Zoals hiervoor gesteld, is in veel gevallen de realisatie
van oorspronkelijke deltanatuur het uitgangspunt voor
de Werkgroep Natuurontwikkeling. Ook in het ingepol
derde land zijn vaak nog veel basiskenmerken van der
gelijke natuur aanwezig, waarop met de inrichtings
plannen aangesloten kan worden. Zo zijn laag gelegen,
natte en/of zoute gedeelten van oudlandgebieden, met
veen of oude zeeklei dicht onder het maaiveld, zoals de
Yerseke- en Kapelse Moer of het Prunjegebied op
Schouwen, altijd marginale landbouwgebieden geble
ven, die alleen geschikt waren voor extensieve veeteelt.
Hetzelfde geldt voor de vele Zeeuwse kreekgebieden,
met hun veelal laaggelegen, drassige oeverlanden. Veel
van dergelijke gebieden zijn tussen de jaren vijftig en
tachtig van de vorige eeuw door middel van ruilverka
velingsprojecten sterk verkleind of aangetast.
Desondanks zijn er toch nog veel locaties waar deze
gebieden weer relatief gemakkelijk in oude staat terug
te brengen zijn. Een groot deel van de Zeeuwse EHS is
dan ook gesitueerd in deze landbouwkundig marginale
gebieden. Vaak sluiten nieuwe natuurgebieden aan op
een al bestaand natuurgebied; een oud kerngebied dat
altijd te nat of te zout is gebleven om in cultuur te kun
nen brengen.
Velen kunnen ermee instemmen dat voor nieuwe
natuur in Zeeland de nadruk ligt op grootschalige 'wet
lands'. Ook al omdat dit tegemoetkomt aan de wens
om een open landschap met een gave horizon te hand
haven. Daarnaast zijn er mensen die stellen dat even
eens het traditionele agrarische landschap, het 'lappen
dekenlandschap' van kleine perceeltjes omzoomd door
meidoornheggen of knotbomen, een uitgangspunt zou
moeten vormen voor de inrichting van de Zeeuwse EHS.
Een dergelijk landschapsbeeld kwam tot de Tweede
Wereldoorlog vooral op Walcheren veel voor en (tot de
jaren zeventig) in de Zak van Zuid-Beveland. Ook elders
in Zeeland kwamen gedeelten met graslandheggen en
knotbomen voor.
Een traditioneel agrarisch landschapsbeeld heeft inder
daad een hoge belevingswaarde en kan rijk zijn aan
vooral zangvogels en kraaiachtigen. Het betreft echter
een historisch cultuurlandschapstype, dat in principe
overal aangelegd kan worden. Het is veel minder geënt
Deltanatuur aan
de zuidkust van
Schouwen.
(Gert-Jan Buth)