lXD-\ Kleine alk in de Cauwersinlaag. (Bas de Bruijn) Overzichtskaartje van de locatie van de besproken gebieden langs de Schouwse zuid kust. Nanda van den Berg) '"V 6 hun hoogwatervluchtplaatsen voor grote aantallen stelt lopers. De laatste jaren is wel merkbaar dat er door de natuurontwikkelingsprojecten in het achterliggende Prunjegebied ook daar geschikte hoogwatervluchtplaat sen zijn ontstaan. De tijd van spectaculair grote aantallen vogels in deze twee inlagen lijkt daardoor voorbij te zijn. Bijzondere waarnemingen: In 1991 kleine geelpootruiter (in sloot onderaan inlaagdijk), ijsgors, Ross gans en Chileense flamingo. In 1994 kleine burgemeester en kraanvogels. In 1995 drieteenmeeuw, in 1996 zwarte wouw, in 1999 poelruiter (in inlaagsloot) en in 2003 waterpieper. 5. Koudekerkse Inlaag Deze inlaag is ontstaan in 1654 door de aanleg van de inlaagdijk. De inlaag wordt doorsneden door de Koudekerkseweg en bestaat daardoor uit een oostelijk en een westelijk gedeelte. Deze inlaag kent nog al wat /I '(4>-, Zierikzee hoogteverschillen en daardoor zoet-zoutgradiënten met een daaraan aangepaste vegetatie. Er is een aantal grote en kleinere poelen. In de uiterste oosthoek van de inlaag is een rietveld dat op laagveen groeit. In vergelijking met de meeste andere inlagen langs de zuidkust van Schouwen treffen we hier de grootste soortenrijkdom aan broedvogels. Bijzondere waarnemingen: in 1994 rode wouw, zwarte wouw en purperreiger. In 1995 mandarijneend, in 1996 morinelplevier en in 1999 visarend. 6, Westenschouwense Inlagen Deze inlagen liggen ongeveer een kilometer ten oosten van Westenschouwen. Het westelijk deel van de inlaag werd in 1748 aangelegd. Het oostelijk gedeelte dateert uit 1744. Tijdens de aanleg van de Oosterscheldekering werd ongeveer de helft van het westelijk deel van de inlaag doorsneden door de damaanzet. Beide gedeelten zijn daardoor fysiek meer gescheiden dan voorheen. Het westelijk deel van het inlagencomplex had altijd al een zoeter milieu door instromend drangwater uit de gedeeltelijk erachter liggende duinenrij. Door de aanleg van de damaanzet is het daarnaast liggende gedeelte van de inlaag zandig geworden en begroeid met duin doorn en wilg. Het oostelijk deel van het inlagencomplex is veel zilter door zoute kwel. Dankzij de aanzienlijke verschillen in biotoop in dit inlagencomplex is het aantal soorten dat er jaarlijks tot broeden komt relatief groot. Vooral het duindoorn-en wilgenstruweel in het zandige deel van de westelijke inlaag en de taluds van de dam aanzet zijn tijdens de voor- en najaarstrek een tijdelijke verblijfplaats van doortrekkende zangvogels. De inlagen staan niet bekend als echte hoogwatervluchtplaats. Bijzondere waarnemingen: in 1994 sneeuwgans, in 1995 lachsternsin 1996 visarend, lachstern, griel, kleine trap en ortolaan. In 1999 graszanger en in 2002 baardman netjes.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2003 | | pagina 16