tl w Echt lepelblad in bloei in een Schouwse inlaag. Thans een zeldzame zoutplant, vroeger hèt middel tegen scheurbuik vanwege het hoge gehalte aan vitamine C. (foto Gert-Jan Buth) verleden, in de tijd dat men leefde op vliedbergen en terpen in Noord-Nederland, ook zilte schijnspurrie als groente gebruikt werd. Meer als geneesmiddel werden vroeger echt lepelblad en heemst verzameld. Het zijn soorten van brakke milieus, bijvoorbeeld de oude gorzen langs het Haringvliet. Lepelblad was al in de vijftiende eeuw bekend als probaat middel tegen scheurbuik. Later bleek dat het hoge gehalte aan vitamine C de kracht van lepelblad vormt. De wortelstok van heemst werd in salades gegeten en zou goed zijn tegen allerlei kwalen. Zeealsem werd in Zeeland niet als groente of genees middel verzameld, maar werd gebruikt voor het lin nengoed: voor een frisse geur en als bestrijdingsmiddel tegen vlooien. In het brakke gebied, het Haringvliet, werd mattenbies geoogst voor het vlechten van (stoel)matten. De 'zoute' mattenbies werd door biezenvlechters geprefereerd boven de zoete mattenbies uit de Biesbosch. Door het zout in hun stengels bleven de gevlochten biezen altijd wat vocht aantrekken, waardoor ze taai bleven. Zoete biezen werden droog en bros en konden gemakkelijk afbreken. Riet, dat ook groeit op brakke schorren en gorzen, wordt nog steeds geoogst voor dakbedekking. Zilte weiden Het gebruik van schorren als weidegrond voor huisdie ren vindt hier in ieder geval al sinds de Romeinse tijd plaats. Oude Zeeuwse boeren vertellen dat zoute wei degronden geliefd waren, omdat koeien en schapen hierop zeer goed gedijen. Een kwakkelend schaap of rund werd expres meegenomen naar een binnen- of buitendijks zout gebied en kwam dan altijd weer snel op de krul. En nog steeds groeien de jonge runderen die in het Verdronken Land van Saeftinghe worden geweid elk jaar weer als kool. Ook hooi afkomstig van zoute gebieden, meestal van binnendijkse, was geliefd op de boerderij. Op Schouwen bijvoorbeeld, werd dit gewonnen in de zoute Prunje. Het bestond voorname lijk uit kweldergras en zilte rus. Het werd gebruikt voor het vetmesten van vee en voor de trekpaarden in de tijd van zware arbeid, zoals de bietentijd in het najaar. Het gebruik van schorren en binnendijkse zoute gebie den kende echter ook zijn beperkingen, vanwege het getij of de vaak natte omstandigheden tot laat in het voorjaar. Een herder of koeienwachter was meestal per manent noodzakelijk; personele kosten die er op een gegeven moment niet meer uit konden. Waardoor vor men zoutplanten zulk hoogwaardig voedsel voor het vee, en de mens Zoutplanten hebben een aantal aan passingen, meestal weer per soort verschillend, om, geworteld in zout grondwater, bij de opname van water niet te veel zout binnen te krijgen. Zo komen in veel zoutplanten in het celvocht extra hoge gehalten aan stofwisselingsproducten voor, in de vorm van een suiker en/of een aminozuur. Het zeer geprefereerde kweldergras smaakt voor vee niet zout maar zoet, en dit gras is rijk aan makkelijk verteerbare aminozuren (stikstof). Daarnaast hebben de meeste zoutplanten hoge mineralengehalten. Toen vroeger zoute weidegronden gebruikt werden, waren begrippen als 'delicatesse' en 'een eerlijk, streek- fi X 11 1 kI ito» fc f Zeekraal. (Adri Karman)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2004 | | pagina 7