Zuinig op het Zeeuwse erfgoed Door Jan Karkdijk Woensdag 17 december van het afgelopen jaar verdedigde historisch-geograaf Aad de Klerk aan de Universiteit van Amsterdam zijn proefschrift: "Het Nederlandse landschap, de dorpen in Zeeland en het water op Walcheren." Rode draad is het begrip ruimtelijke variatie. Afwisseling in het landschap streelt oog en hart en draagt bij aan het welbevinden van de mens. Landschappelijke variatie wortelt in de geschiedenis van het landschap. Veel van het landschappelijk erfgoed ging in de laatste decennia echter verloren. Aad de Klerk is daarover bezorgd. Donderdagmiddag 8 januari troffen we elkaar in het pand van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland aan de Groenmarkt in Middelburg. Buitenplaatsen rond om het Walcherse Oost-Souburg, zoals afgebeeld op de negendelige kaart van Walcheren door D.W.C. en A. Hattinga, 1747-1750. (ZA, Atlas Hattinga Zeeland I) De voormalige Walcherse buitenplaats Sint Jan ten Heere: huis en voorplein, zoals afgebeeld door Jan Arends, 1775-1777 (ZA, KZGW, Zei. ill. II, 109a) beter van afgekomen. Daar is het patroon kreekruggen - poelgronden nog terug te vinden. Natuurlijk is het wel zo dat je al fietsend door bijvoor beeld de Zak van Zuid-Beveland nog altijd kunt genieten van een prachtig landschap: de structuur van de met bomen begroeide dijken en de smalle poldertjes bestaat nog wel, hoewel de verkaveling van vroeger totaal ver anderd is. Je pleit in je proefschrift voor 'natuurtechnische milieu bouw': een vorm van landschapsbouw om het oude contrast tussen kreekruggen en poelgebieden te handha ven en te versterken. Hoe waardeer je in dat kader het recente plan 'Walcheren weer Tuin van Zeeland', van de Stichting Het Zeeuwse Landschap en de Stichting Landschapsbeheer, om tientallen kilometers heggen te her stellen In gebieden waar deze vroeger ook voorkwamen Ik ben vooral bekend met het gedeelte van het plan dat betrekking heeft op het gebied bij Ter Hooge. Er worden daar heggen geplant in een gebied waar ze vroeger niet of veel minder voorkwamen. Als je op de In het proefschrift geef je een cultuurhistorische waarde ring van de verschillende Nederlandse landschappen. Een tegenvaller voor de Zeeuwen: de zeekleipolders komen er nationaal gezien niet zo best af. De nieuwere zeeklei polders krijgen de waardering 'laag' en de oudere 'matig'. En dat laatste is nog te danken aan de terpen in het noordelijk zeekleigebied van Nederland. Hoe valt die lage waardering te rijmen met het prachtige Zeeuwse landschap? Deze waardering is natuurlijk nogal betrekkelijk. Internationaal gezien scoren de oudere zeekleipolders wel hoog. Er was voor de waardering nog geen metho diek voorhanden. En mijn waardering van de verschillen de landschappen is het resultaat van een vergelijkend literatuuronderzoek, nationaal en internationaal. Er is niet gevraagd naar de mening van de bewoners van die landschappen. En ja, het Gronings-Friese zeekleigebied met zijn opvallende terpen is cultuurhistorisch gezien ook spectaculairder dan de Zeeuwse polders. Daarbij komt dat de herverkavelingen het landschap in Zeeland ook enorm hebben aangetast. Veel sterker dan in Groningen en Friesland. Daar is men later begonnen met her- en ruilverkavelingen en minder rigoureus te werk gegaan dan hier in Zeeland. Na 1953 is op Schouwen enorm veel cultuurhistorie wegverkaveld. Zelfs de oude tegenstelling kreekruggen-poelgronden is daar vrijwel niet meer herkenbaar. Wat dat betreft is Walcheren er U IGG

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2004 | | pagina 14