J Zout en nuttig LAlnDSCHAx^' Door Gert-jan Buth 6 ZJVJHJJVVft5 n Er is een scala van motieven voor het maatschappelijk belang van natuurbescherming. Zo vormt onder andere het economisch nut van natuurlijke gebieden een belangrijk uitgangspunt. Ook voor zoutplanten geldt het argument van economisch nut. Vooral in het verleden werd er in kustgebieden regelmatig gebruik gemaakt van zoutplanten. Recent hebben zoutplanten hernieuwde aandacht gekregen, vanwe ge de kans op een toenemende verzilting van landbouwgronden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van in Zeeland voorkomende zoutplanten die van direct nut waren, of nog zijn, en die mis schien straks weer een nieuwe gebruiksfunctie krijgen. Zeegras. (Adri Karman) Zeewieren In vele landen, onder andere Frankrijk, Schotland en Spanje, staan soorten als zeesla, blaaswier en suiker wier regelmatig op het menu. Zeewieren behoren tot de voedzaamste planten ter wereld, en ze vormen een zeer goede bron van vitaminen. In Nederland beperkt de wierconsumptie zich voornamelijk tot voedingssup plementen, de kelptabletten. In het buitenland worden wieren ook industrieel verwerkt, waarbij tal van pro ducten geproduceerd worden. Deze vormen bestandde len van bijvoorbeeld aspirine, tandpasta, pudding, cho colade, ijs en medicijnen. Zeegras, dat geen wier is maar tot de hogere planten soorten behoort, werd tot de jaren dertig van de vorige eeuw vrij massaal in Nederland gebruikt. Vooral de 15.000 ha zeegras die toen in de westelijke Waddenzee aanwezig was, werd intensief geëxploiteerd. Zeegras werd jaarlijks geoogst, gedroogd en bewerkt. De plaatsnaam Wieringen bijvoorbeeld is zo ontstaan. Het bewerkte zeegras werd gebruikt als vulmiddel voor matrassen en kussens. Zeegras werd zelfs gebruikt bij inpolderingen, als kernmateriaal voor dijken. Of er ook in Zeeland zeegras verwerkt werd tot matras- en kus senvulling is mij niet bekend. Wel kreeg ik zo'n twintig jaar geleden een van de weinige resterende oorspron kelijke Schouwse arresleden te zien; de kussens daarvan waren gevuld met zeegras. Begin van de jaren dertig verdween, door onbekende oorzaken, het zeegras vrij wel geheel uit de Waddenzee en kwam er tevens een einde aan de zeegrasverwerking. Landaanwinning Uit oogpunt van landaanwinning is in Zeeland op rela tief grote schaal slijkgras, Spartina, aangeplant. Eind negentiende eeuw ontstond spontaan aan de Engelse zuidkust een nieuwe Spartinasoort die Engels slijkgras genoemd werd. Het is een kruising tussen het Europese klein slijkgras en een toentertijd uit Amerika ingevoer de Spartinasoort. Het bastaardslijkgras vertoonde een zeer krachtige groei in de overgangszone tussen slik en schor. Deze Spartinavegetaties bleken een sterk slibvan- gend vermogen te hebben. Zo ontstond het idee dat door het uitplanten van deze Spartinasoort schoront wikkeling bevorderd kon worden, hetgeen naderhand weer in te polderen land zou opleveren. In 1925 wer den door Rijkswaterstaat 40.000 Engels slijkgrasplanten uit Engeland ingevoerd, en in Zeeland uitgeplant op de slikken van het Zuid-Sloe, de Braakman, in Saeftinghe, ten noorden en ten zuiden van de Kreekrakdam en op de Slikken van de Heen. Er ontstonden binnen enkele jaren uitgestrekte Spartinavelden. Later volgden aan vullende beplantingen en werden ook slikken op ande re locaties beplant, onder andere in het Noord-Sloe. Schoruitbreiding werd inderdaad in veel gevallen sterk door de Spartina-aanplant bevorderd, en een aantal schorgebieden van toen zijn naderhand ingepolderd, onder andere de Sloepolders. Echter, het Engels slijk gras werd, en is, in veel schorgebieden een erg domi nante soort, die de oorspronkelijke zonering van zout- plantsoorten overwoekerde. Het oorspronkelijk hier aanwezige klein slijkgras, dat altijd een veel minder dominante rol in schorvegetaties speelde dan Engels slijkgras, is ondertussen nagenoeg uit Zeeland verdreven. Menselijke consumptie Algemeen bekend in Zeeland, en tevens langzamer hand verworden tot een toeristisch 'selling point', is het verzamelen en eten van zeekraal en lamsoor, blaadjes van de zeeaster. Zeekraal vormt al eeuwen in mei en juni een echt Zeeuwse, posteleinachtige groente. Later moet men het niet eten, want dan is de hoofdstengel van het plantje verhout. Buiten Zeeland worden zee kraal en zeeaster ook in België en Frankrijk gegeten. In Noord-Nederland en Noord-Duitsland, langs de Waddenzee, kent men deze traditie echter niet. Ook zeeweegbree en schorrezoutgras zijn twee zoutplanten die goed als groente te eten zijn. Alhoewel deze soor ten in Zeeland toch algemeen voorkomen in zoute gebieden, is men ze hier, vreemd genoeg, niet gaan gebruiken. Deze twee soorten worden weer wel van ouds in Noord-Duitsland als groente gegeten. Archeologisch onderzoek suggereert dat in het grijze

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2004 | | pagina 6