r
23 J
3 I
6
4 \P
6s
13
vak 1
vak 2
vak 3
vak 4
Totaal
Nopjeswier
20
10
16
49
Zeekraal
16
10
10
42
Zilte schijnspurrie
20
5
12
41
Zulte
5
5
5
1 ^y
-«16
Kweldergras
6
16
25
47
Schorrezoutgras
4
4
12
.26
Melkkruid
12
15
25
18
70'
Zeeweegbree
8
10
5
12
35
Rood zwenkgras
5
16
23
Zilte rus
6
8
12
25
51
Engels slijkgras
5
3
2
10
Gerande schijnspurrie
3
8
11
Brede weegbree
1
1
2
Aardbeiklaver
10
3
13
Spiesmelde
1
5
6
Kiezelwier
10
3
13
Zilverschoon
5
5
Paardenbloem
5
5
Heen
1
1
Herfstleeuwentand
2
2
Hertshoornweegbree
2
2
Fraai duizendguldenkruid
1
1
Fioringras
2
2
Smalbladige rolklaver
1
2
totaal aantal soorten
10
12
15
21
Tabel 2:
het voorkomen van
planten in vier
proefvlakken langs
de Gasdam. Opzet
van de tabel het
zelfde als tabel 1.
proefvlakken in begraasd gebied onderzocht.
Hemelsbreed is dat zo'n drie kilometer ten oosten van het
eerste onderzoeksgebied. Enerzijds betekent dat dat er
wat ruis zit in de vergelijking. In Saeftinghe wordt van
west naar oost het zoutgehalte van het overspoelende
vloedwater en waarschijnlijk ook van de bodem lager,
maar dat gaat niet om heel grote verschillen. En juist
langs de voet van de gasdam liggen schorren die al decen
nialang onafgebroken begraasd worden door rundvee.
Ook hier zetten we vier proefvlakken uit op zo'n dertig
meter uit de teen van de dijk. Er bleek nogal wat hoogte
verschil in het maaiveld te zitten en we nummerden de
proefvlakken in volgorde van laag naar hoog. Er zaten ook
hoogteverschillen in de eerste serie proefvlakken, en wat
ons daarvan was opgevallen, was de aanwezigheid van
zulte langs het laaggelegen kreekje.
Al heel snel bleek dat de begraasde vakken veel meer ver
schillende planten herbergen dan de niet begraasde bij
Emmadorp. En ook bleek dat de twee talrijkste soorten
van de onbegraasde vakken hier niet (strandkweek) of
nauwelijks (spiesmelde) te vinden waren.
Vergeleken met de vegetatie van onbegraasd schor is de
begraasde begroeiing erg soortenrijk. Gemiddeld werden
per proefvlak bijna 15 soorten planten aangetroffen en
het vak met de minste soorten bleek nog altijd dubbel zo
soortenrijk als het rijkste vak in onbegraasd gebied. De
onderzoeksresultaten staan in tabel 2.
Erg opvallend was ook de invloed van de hoogteligging.
Naarmate het maaiveld hoger ligt wordt het aantal soor
ten snel hoger. Het hoogstgelegen vak in begraasd gebied
was goed voor 21 verschillende soorten. Daaronder waren
8 soorten die uitsluitend in dit ene vak zijn aangetroffen.
De relatie tussen hoogteligging en soortenrijkdom is
ondubbelzinnig: naarmate het begraasde schor hoger ligt
neemt de variatie in plantengroei toe. In onbegraasd
schor is dat precies andersom: daar worden de schorren
soortenarmer, naarmate ze verder opslibben.
De plantengroei in het begraasde gebied laat met de gra
diënt van laag naar hoog ook een prachtige zout-zoet
overgang zien. De typerende reeks verloopt ongeveer als
volgt: zeekraal, zilte schijnspurrie, kweldergras, melkkruid,
zilte rus, aardbeiklaver, duizendguldenkruid, smalbladige
rolklaver, brede weegbree, paardenbloem.
Die zout-zoet overgang is in het fysisch milieu van het
onbegraasde schor ongetwijfeld ook aanwezig. Maar in
de plantengroei is dat niet zichtbaar. Een plant als strand
kweek is dermate dominant dat ze op dijken die al hon
derden jaren niet meer in contact staan met het zoute
water soms nog steeds omvangrijke soortenarme horsten
vormt. De invloed van begrazing blijkt sterker dan we met
zijn allen verwacht hebben. Toegegeven: uit wetenschap
pelijk oogpunt zijn er best wat kanttekeningen bij de
opzet van ons onderzoekje te maken. Maar desondanks
hebben we in het veld duidelijk kunnen zien dat een sim
pele beheersmaatregel als begrazing van doorslaggevend
belang is voor een gebied. Tegelijkertijd realiseren we ons
ook hoe belangrijk het is om niet overal hetzelfde te
doen. Zou men heel Saeftinghe begrazen, dan zou dat
ongetwijfeld de plantengroei ten goede komen, maar
rietvogels als de altijd prominent aanwezige bruine kie
kendief en de vele honderden blauwborsten zouden het
loodje leggen. Voor een goed beheer van een gebied van
internationaal belang als het Verdronken Land van
Saeftinghe komt heel wat kijken. Zo ruig en natuurlijk als
het gebied is, kan toch het toepassen of juist nalaten van
bepaalde beheersmaatregelen van enorme betekenis zijn.
Dhr. M. Jacobusse is hoofd externe betrekkingen van
Stichting Het Zeeuwse Landschap.