Zeven eeuwen Braakman
D,
ff J
Door Adrie de Kraker
6
II \l\/
'e Braakman is een zijtak van de Honte of Westerschelde. In de Middeleeuwen had dit water nauwe
lijks enige omvang en was het een smalle inham die naar het noordwesten liep. Tot de veertiende eeuw
veranderde er weinig. Pas vanaf 1375 begon de verdere uitbreiding van de inham. De maximale omvang
bereikte de Braakman rond 1600. In 1952 verdween de Braakman als inham. In dit artikel besteden we
aandacht aan het landschap van de Braakman toen en welke veranderingen zich daarin hebben voltrok
ken. Tevens proberen we een beeld te schetsen van de verdwenen dorpen.
Tijdens de Middeleeuwen
De Braakman was een inham die naar het noordwesten
boog. Aan de Vlaamse zijde van de Honte was dit het
normale patroon, want ook de Hulsterhaven en de
inham naar Axel waren naar het noordwesten gericht.
Deze richting heeft te maken met de overheersende
windrichting en de richting waarop de vloed zich in de
delta verspreidde. De inhammen die aansloten op de
Honte fungeerden tevens als afwatering van de zuide
lijk gelegen veen- of moergebieden. Deze uitgestrekte
veengebieden waren tegen 1400 ver uitgegraven. Het
Zuidelijke deel van het Braakmangebied met de
doorbraak uit 1488 te Nieuwersluys. Linksboven
het eiland Biervliet, rechtsboven de Kouden-,
Loven- en Vremdijckepolder (Rijksarchief Gent,
Kaarten en Plans, nr. 706, foto A. Blewanus).
veen dat met een dunne laag klei was bedekt, werd
gebruikt als brandstof. Ook werd er zout uit gewon
nen. Veel namen van dorpen en polders herinneren
nog aan de zogenaamde zoutnering of selnering.
Biervliet was het onbetwiste centrum van de zoutwin
ning, want zout was een gewild product.
Naast Biervliet lag er nog aantal dorpen in de
Braakman, zoals Gaternesse ten noordwesten van
Biervliet en Koudekercke, Vremdijcke, Willemskercke,
Nieuwkercke, Moerkercke, Peerboom, Hertinghe en
Huughersluus. Philippine, Sas van Gent en Hoek beston
den toen nog niet. Huughersluus en Hughevliet hadden
overigens de status van stad. De meeste dorpen telden
hooguit enkele tientallen huisjes met daaromheen
boerderijtjes die vaak tot in het dorp stonden.
In het Braakmangebied waren ook grote instellingen
actief. De kloosters van St. Baafs en St. Pieters uit Gent
hadden er uitgestrekte landerijen en ook moer. Ook de
Duinenabdij (Koksijde) bezat hier gebied. Al het bezit
van deze rijke abdij concentreerde zich in en rond het
Lepemoer. Hierin lag een uithof, een administratief
centrum, waar het gonsde van landbouwactiviteit en
waarop ook volop aan turfwinning werd gedaan. Op
zo'n uithof stonden schuren en andere gebouwen om
daarin het vee te stallen en de oogsten te bergen.
Stormvloeden
De kustpolders die ten noorden van Biervliet lagen,
hadden het in de veertiende eeuw zwaar te verduren.
In oktober 1375 leidde een stormvloed tot het overstro
men van uitgestrekte poldergebieden. Ook Boterzande
en Wevelswale werden getroffen. Niet alle schade kon
worden hersteld. Een tweede stormvloed sloeg in
november 1404 toe. Opnieuw gingen veel polders
onder water. Veel land kon niet direct worden droog
gelegd. Ditmaal veranderde het water Biervliet met
beide Zoutepolders in een eiland. Weliswaar bleef de
stad het centrum van de zouthandel, maar deze liep
flinke klappen op. IJzendijke en Hughevliet verdwenen
in de golven.
De overstromingsrampen zijn deels door menselijk