Paddestoelen in grasland LT.rAJ WTH ,AAi)SCHA?< 16 Door Chiel Jacobusse A\ls het over paddestoelen gaat, denken de meeste mensen direct aan bos. En inderdaad kunnen zowel loof- als naaldbossen heel rijk zijn aan paddestoelen. Maar ook graslanden zijn rijk aan paddestoelen. In de Yerseke Moer zijn meer dan 150 soorten geteld. Het zijn de saprofyten, paddestoelen die dood organisch materiaal omzetten in voedingsstoffen voor planten. Het kennen en volgen van paddestoelen is belangrijk voor de natuurbeheerder, want ze reageren scherp op veranderingen in milieu en beheer. Parelstuifzwam. (Hannie Joziasse Loof en naaldbossen zijn heel rijk aan paddestoelen. In veel gevallen gaat het om soorten die uitsluitend in bossen groeien, bijvoorbeeld omdat ze aangewezen zijn op een bepaalde boomsoort of op humusrijke bodem. Nogal wat paddestoelen zijn zogenaamde mycorrhiza- vormers. Dat wil zeggen dat ze een samenlevingsver band met een boom hebben, waarbij de schimmel suikers onttrekt aan de boom, maar er anderzijds voor zorgt dat de boom bepaalde voedingsstoffen uit de bodem beter kan opnemen. Zo'n samenwerking tussen verschillende organismen, waar beide partijen voordeel van hebben, wordt symbiose genoemd. Een grote groep paddestoelen behoort tot de saprofy ten: soorten die dood materiaal van plantaardige of dierlijke oorsprong omzetten in voedingsstoffen die weer opnieuw voor planten opneembaar zijn. Ze leveren een uiterst belangrijke bijdrage aan de kringloop van de natuur. Van die saprofyten groeien niet alleen in het bos, ze zijn ook veelvuldig in grasland te vinden. Voedselrijk grasland Een mooi voorbeeld van saprofyten in het grasland vormen de soorten die op dierlijke mest groeien. Op koeienvlaaien bijvoorbeeld zie je vaak kleine oranje schijfjes, die behoren tot de familie van de zakjeszwam- men. Die zijn alleen voor specialisten interessant, maar er zijn ook mooie paddestoelen met de klassieke bouw van een lange slanke steel en een halfbolvormige hoed, zoals de meststropharia en het keutelkaalkopje. De namen alleen al zijn veelzeggend genoeg. Wie zich wat intensiever met mestpaddestoelen bezighoudt, merkt al snel dat iedere soort zijn eigen voorkeur heeft. Op een koeienvlaai van een paar maanden oud groeien andere soorten dan op een overjarige plak en paarden- drollen trekken heel andere soorten aan dan koeien- vlaaien. Karakteristiek voor paardenmest is bijvoorbeeld de witte inktzwam, die al van verre opvalt door de inderdaad sneeuwwitte kleur. Vooral waar paarden op zandgrond lopen, vinden we de geringde vlekplaat, die gekenmerkt wordt door een fraaigevormde afstaande ring rond de steel. De familie van de vlekplaten telt een aantal typische graslandsoorten die in beginsel allemaal op mest groeien. Soms is de mest echter al zo ver verteerd dat het lijkt alsof de vlekplaten op een willekeurige plaats tussen het gras groeien. De vlekplaten danken hun naam aan het feit dat de plaatjes of lamellen een marmerach tig patroon vertonen. De sporen die op de lamellen zitten rijpen niet gelijktijdig en daardoor zijn ze op de ene plaats nog vrijwel wit terwijl ze daarnaast al bijna zwart geworden zijn door rijping. Zo ontstaat een vlek kerig patroon. Een wijdverbreide en fraaigevormde soort is de franjevlekplaat, waarvan de rand van de hoed behangen is met vliezige schulpjes. Die franje bestaat uit restanten van het zogenaamde velum, dat is een vlies dat de jonge paddestoel als een soort eischaal omringt. Bij het ontplooien van de paddestoel scheurt het velum, maar soms blijven restanten zichtbaar, zoals de franje aan de franjevlekplaat. Ook een ring rond de steel van veel paddestoelen en de bekende witte stippen op de roodgekleurde vliegenzwam zijn in feite velumresten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2004 | | pagina 16