lABSCHA?g<
Zeeuws reliëf
Door Marten Hemminga
fiifl i I 1*1/
A Jt J Jtó
Denkend aan Zeeland zal niemand direct associaties hebben met heuvels en dalen. En het is natuurlijk
waar, het polderlandschap van de provincie oogt vlak. Toch zijn er verrassend veel hoogteverschillen te zien.
En dat geldt dan niet alleen voor de duingebieden, waar hoogteverschillen vanzelfsprekend zijn, maar ook
voor de polders. In dit artikel zullen we een paar voorbeelden van die hoogteverschillen de revue laten
passeren. We maken daarbij gebruik van de gedetailleerde hoogtekaart die de Provincie Zeeland
heeft laten vervaardigen.
De hoogteligging van de polders in de provincie varieert
van minder dan 2 m -N.A.P. tot meer dan 2.5 m +N.A.P.
(we laten de duinen verder buiten beschouwing; daar
kan de hoogte oplopen tot meer dan 30 m +N.A.P.). In
het poldergebied zijn zelfs op een schaal van enkele kilo
meters forse hoogteverschillen te zien. Hoogteligging en
reliëf van de bodem hangen nauw samen met de
natuurlijke ontwikkeling en de inpolderingsgeschiedenis
van het gebied
Inpoldering
Zeeland heeft een inpolderingsgeschiedenis van grofweg
1000 jaar. In de loop van de eeuwen werden telkens
nieuwe schorgebieden, als ze hoog genoeg waren opge-
slibd, binnengedijkt. Globaal kun je zeggen dat hoe
vroeger een schor is ingepolderd, hoe lager het gebied
ligt. Dat kan als volgt verklaard worden. Schorren komen
in een specifiek deel van het getijdenbereik voor. Dat
heeft alles te maken met de eisen die de schorplanten
stellen aan hun omgeving: regelmatige overstroming
met vloedwater is vereist, maar te frequente overspoe
ling verdragen de planten niet. De ondergrens van een
schorvegetatie ligt iets onder de gemiddelde hoogwater-
lijn. Door de natuurlijke zeespiegelstijging in het
Holoceen (het tijdvak dat ongeveer 11.000 jaar geleden
begon en dat tot op heden voortduurt) is die gemiddel
de hoogwaterlijn echter elke eeuw weer een stukje naar
boven opgeschoven, met als gevolg dat in opeenvolgen
de eeuwen de schorren telkens ietsje hoger kwamen te
liggen. Een later ingepolderd schor kwam dus hoger te
liggen. Daarbij komt nog dat ingepolderde gronden
inklinken door waterverlies, vooral als het sediment rijk
is aan fijne slibdeeltjes en organische stof. Waar dat toe
leidt, wordt aardig geïllustreerd door de hoogteligging
van de huidige schorren, die allemaal hoger liggen dan
het erachterliggende, in vroeger tijd ingepolderde land.
Het Verdronken Land van Saeftinghe, bijvoorbeeld, ligt
grotendeels hoger dan 2,5 m boven N.A.P (kaart 1). De
direct aangrenzende Hertogin Hedwigepolder, de meest
oostelijke polder van Zeeuws-Vlaanderen (bedijkt in
1907), ligt op circa 2 m +N.A.P. De naastliggende, zuid
westelijk gelegen Prosperpolder (bedijkt in 1847) ligt
rond de 1.5 m +N.A.P. Natuurlijk speelt ook de ontwikke
lingsfase waarin het schor verkeerde ten tijde van de
inpoldering een rol bij de verklaring van dergelijke ver
schillen, maar de algemene trend is duidelijk.
Kaart 1:
Hoogteverschillen
tussen Het
Verdronken Land van
Saeftinghe en aan
grenzende polders.
(Provincie Zeeland,
Actueel Hoogte
bestand Nederland)
1= Saeftinghe
2= Hedwigepolder
3= Prosperpolder
Maaiveldshoogte
(m tov NAP)
-2.00
-2.00--1.75
■i -1.75--1.50
-1.50--1.25
■I -1.25--1.00
-1.00--0 75
7| -0.75 - -0.50
Hl -°-50-° 25
-0-25 - 0
"""l 0-0-25
r I 0.25-0.50
I 0.50-0.75
0.75 - 1.00
j 1.00- 1 25
H 1.25-1.50
r~] 1.50-1.75
SÜ 1.75-2.00
2 00-2.25
mm 2.25-2.50
2.50
T Geen gegevens