J Plant en plek In d@ Yerseke Moer 6 Door Chiel Jacobusse Oe Yerseke Moer geniet onder plantenliefhebbers grote faam om zijn gevarieerde zoutplantenvegetatie. In Nederland ligt geen tweede gebied waar over een zo grote oppervlakte binnendijkse zoutvegetaties voorkomen als de Yerseke en Kapelse Moer. Ten opzichte van (soms veel omvangrijkere) zoutvegetaties buitendijks onderscheidt de Yerseke Moer zich door de vele overgangen van zout naar zoet, door de historisch bepaalde patronen en door een aantal zoutplantensoorten die buitendijks niet of nauwelijks (meer) voorkomen. In de afgelopen zomer werd de begroeiing van de Yerseke Moer uitgebreid in kaart gebracht. Van 25 soorten werd een nauwkeurige verspreidingskaart gemaakt. Daarvoor werd het reservaat opgedeeld in bijna 300 vakjes van elk een hectare (100 x 100 meter). Voor elk afzonderlijk vakje werd niet alleen de aan- of afwezigheid van een soort geregistreerd, maar tevens de talrijkheid. Daarvoor werd een schaal gehanteerd die liep van sporadisch (minder dan 10 individuen per vakje) tot talrijk (meer dan 5000 individuen). Zo ontstonden zeer gedetailleer de verspreidingskaarten die erg veel over de gekarteerde soorten vertellen. Een mooi voorbeeld vormt de kattedoorn. Dat is een stekelige plant met een overvloed aan felroze bloemen en lange, scherpe dorens. Het is een plant die vanwege de recente achteruitgang is opgeno men in de rode lijst en dat alleen al is voldoende aan leiding om de soort in kaart te brengen. In de Yerseke Moer komt kattedoorn geregeld voor, maar uitsluitend op de hoger gelegen, goed ontwaterde gedeelten. In de praktijk betekent dat, dat het verspreidingskaartje van de plant prima aangeeft waar de hogere kreekruggen liggen. Een historisch patroon weerspiegeld in de plantengroei! Maar ook andere zaken komen via de plantengroei in beeld. De grote ratelaar is een plant van schrale graslanden, die in de Yerseke Moer met honderddui zenden voorkomt. In meer dan 40 hectarevakjes werd de plant waargenomen, en waar ze voorkomt is dat meestal massaal. Bij bestudering van het verspreidings patroon blijkt dat zonder enige uitzondering alle groei plaatsen van de grote ratelaar gelegen zijn in hooiland. Sterker nog, hooilanden die al wat langere tijd in gebruik zijn, herbergen steevast flink wat grote rate laars. Wat zit er achter dit soort patronen? Kan de katte doorn niet tegen natte voeten? Of is de grote ratelaar niet bestand tegen beweiding? Wie het weet mag het zeggen. Veelal liggen de zaken heel wat ingewikkelder. Bovendien geldt dat, wat in het ene gebied altijd opgaat, in een ander gebied weer totaal anders kan liggen. De kattedoorn groeit bijvoorbeeld in de inlagen op Noord-Beveland in de overgang van zout naar zoet, wat in de Moer beslist niet opgaat. Maar juist het signaleren en interpreteren van dit soort patronen leidt tot meer kennis van de ecologie en daardoor betere beschermingsmogelijkheden. Plantengemeenschappen Veel soorten groeien steevast in eikaars gezelschap. Daarop is de wetenschap van de vegetatiekunde gebaseerd. Zo is er in de Yerseke Moer de klassieke combinatie van veldgerst, behaarde boterbloem en Grote ratelaar. (Chiel Jacobusse)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2004 | | pagina 6