13 optreedt tijdens de zeewaartse migratie van jonge individuen. Vissen keren succesvol terug naar dezelfde rivier wanneer zij die reeks indrukken ervaren in een omgekeerde volgorde. De laatste indrukken die een jonge vis ondergaat worden dus de eerste indrukken van de volwassenen tijdens de paaimigratie naar de rivier waar ze werden geboren. Niet alle vissen keren terug naar de rivier waar ze zijn geboren. Als ze 'verdwalen' gaan ze op zoek naar een andere rivier. Deze individuen worden 'strayers' genoemd. Het voorkomen van 'strayers' heeft in wilde populaties een belang bij genetische uitwisseling tussen de subpopulaties die elk met een bepaalde rivier zijn verbonden. Terug van weggeweest? Drie factoren zijn van belang om diadrome soorten terug in de rivieren te krijgen. Ten eerste moeten alle fysieke barrières zoals dammen en sluizen passeerbaar worden gemaakt. De passeermogelijkheden voor dia drome vissen bij sluizen en dammen is in de huidige situatie bijna nihil. Elke aanpassing om passages te creëren is dus een pluspunt. Vissen kunnen in principe via sluizen passeren, maar migraties gebeuren hoofdza kelijk tijdens vloed, wanneer sluizen over het algemeen gesloten zijn. Sommige sluizen werken met een zoet- zout scheidingssysteem en brengen naast de fysieke barrière dan ook nog een fysiologische met zich mee. De fysiologische aanpassing die een vis dan moet ondergaan na een directe overbrenging van zout in zoet water of omgekeerd is zeer dramatisch en zal in veel gevallen tot sterfte leiden. Ten tweede moet de waterkwaliteit in de rivieren aan zienlijk verbeteren om de overlevingskansen van de jonge vissen te verhogen. De gehaltes aan voedingstof fen en de verontreinigingen zijn in de meeste rivieren dikwijls nog te hoog voor de basiskwaliteitsnorm. Ten derde is het natuurlijk milieu van de bovenloop van de rivieren in veel gevallen te ingrijpend veranderd en gunstige paaiplaatsen zijn zeldzaam geworden. Maatregelen die worden genomen om diadrome soor ten naar een gebied te lokken zullen zich naar deze drie problemen moeten richten. De kans om een popu latie van een diadrome soort in de rivieren van de Nederlandse Delta te laten terugkeren, wordt bepaald door de kwaliteit en de bereikbaarheid van de paai plaatsen. Als men deze randvoorwaarden kan herstel len is de theoretische terugkeer van paaipopulaties van bijvoorbeeld fint of spiering slechts een kwestie van tijd. Ander soorten zoals zalm of forel kunnen dan vol gen wanneer 'strayers' vanuit nabij gelegen estuaria de Westerschelde opzwemmen. Dr. Cattrijsse is verbonden aan het Vlaams Instituut voor de Zee en Dr. Maes aan de Katholieke Universiteit Leuven, Lab. voor Aquatische Ecologie Fint aan de oevers van de Schelde in Antwerpen Voor het eerst in lange tijd werd er dit jaar in de Schelde ter hoogte van Antwerpen opnieuw fint gevangen. Echt verwonderlijk is deze vangst niet. Sinds 1994 wordt de visfauna van de Schelde gevolgd met een fuik ter hoogte van de Belgisch- Nederlandse grens. In 1996 werd voor het eerst fint gevangen en sindsdien stijgen de cijfers gestaag met als voorlopig record 313 finten op jaarbasis. Elk jaar trekt de fint ook een beetje verder de Schelde op, met als resultaat de vangst van enkele finten in Antwerpen. Tot zover het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat de fint nog niet tot paaien komt in de Schelde en haar zijrivieren. Dat weten we omdat kleine fin- tjes niet worden gevangen in het estuarium. Dat was vroeger wel anders. Tot de jaren dertig trok de fint nog massaal de Schelde op om zich voort te planten boven zandbanken. De trektocht van de fint van de zee naar de rivieren treedt op in mei, vandaar de volksnaam "meivis". De trek van fint was zo massaal dat oeverbewoners vaak niet konden slapen van het nachtelijk gedruis van de paaiende vissen! Overdag was er een bloeiende visserij op fint. Sinds het begin van de 20ste eeuw is de fintpopulatie sterk achteruit gegaan met het failliet van de Scheldevisserij als gevolg. Oorzaken waren het verslechten van de waterkwaliteit en het verdwijnen van de zandplaten waarboven fint paait. Fint. (Ben Sch rieken) Aantal finten dat gedurende een jaar werd aangetroffen in een fuik ter hoogte van de Belgisch- Nederlandse grens. (In 2000 werd niet bemonsterd). Gegevens Joachim Maes - Katholieke Universiteit Leuven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2004 | | pagina 13