ten straks een beter inzicht geven in de levenscyclus
van onze schorzijdebij.
De contacten met buitenlandse onderzoekers bleven
niet beperkt tot die ene keer. Al snel kwam er een
bericht van Michael Kuhlmann van de Universiteit van
Münster. Kuhlmann is een internationaal vermaarde
onderzoeker van de familie van de zijdebijen, die hon
derden soorten beschreven heeft die nieuw waren voor
de wetenschap. Kuhlmann bleek geïnteresseerd in
exemplaren van schorzijdebijen van zoveel mogelijk
verschillende vindplaatsen, voor het verrichten van
DNA-onderzoek. Dit om de herkomst van de soort te
traceren.
The French connection
Tijdens de tweede inventarisatiedag, rond Sint
Philipsland en Tholen, werd besloten om snel een
bezoek aan de schorren in Bretagne uit te voeren.
Daarbij stonden meerdere vragen op het programma.
In de eerste plaats waren we erg benieuwd of er een
koekoeksbij bij de schorzijdebijen kon worden gevon
den en zo ja, welke soort dat dan zou zijn. Er is name
lijk uit Engeland bekend dat de gewone viltbij daar als
koekoek van de schorzijdebij optreedt. In Zuid-Europa
leeft een zeer nauwe verwant van de schorviltbij en die
treedt op als koekoek van een naast familielid van de
schorzijdebij (Colletes collaris). Een andere vraag was of
Le Touquet Paris Plage in Frankrijk werkelijk de enige
en meest zuidelijk vliegplaats van de schorzijdebij zou
zijn. We hadden de indruk dat de Franse kust slechts
zeer mondjesmaat bekeken is.
Een dag later reden we 350 kilometer naar het zuiden
om de schorren van de Somme te bekijken. Zeeaster
genoeg, maar schorzijdebijen vonden we nog niet
direct. De zeeaster leek hier later in bloei te komen dan
Het estuarium La Slack bij Ambleteuse.
(Chiel Jacobusse)
thuis, want verreweg de meeste bloemen zaten in de
knop. Toch vonden we schorzijdebijtjes, maar die waren
bezig met pollen verzamelen op twee geelbloeiende
planten, namelijk het echt bitterkruid en de kleine
leeuwentand. Weer een nieuwe voedselplant erbij dus!
En bovendien was met deze waarneming de zuidgrens
van het verspreidingsareaal met 35 kilometer naar het
zuiden opgeschoven.
De vraag of de schorzijdebij nog zuidelijker dan de
Somme voorkomt moesten we helaas laten liggen; de
ene dagtrip bood slechts de mogelijkheid om al reizend
naar het noorden nog een aantal andere Franse schor-
gebieden te bezoeken. Onze volgende stop was de
monding van de Baye d'Authie, een estuarium halver
wege tussen de Somme en Le Touquet. Daar ligt een
zeer uitgestrekt groen strand met honderden hectares
bloeiende zeeaster. De lage duintjes die her en der ver
spreid lagen, vormden een ideale nestgelegenheid. De
schorzijdebij vloog hier in enorme aantallen. We schat
ten de populatie op vele honderdduizenden en moge
lijk zelfs meer dan een miljoen. Tussen de schorzijdebij
en vingen we ook twee op zeeaster vliegende viltbijen.
Het waren verse, opvallend grote exemplaren van de
gewone viltbij en daarmee is het zo goed als zeker dat
de gewone viltbij hier (net als in Engeland) als koe
koeksbij van de schorzijdebij optreedt.
De laatste stop in Frankrijk was het estuarium La Slack
bij Ambleteuse, zo'n 90 kilometer ten noorden van de
Somme. In dit zeer fraaie mini-estuarium vonden we
opnieuw schorzijdebijen, zij het in bescheiden aantal
len. Daarmee was afdoende aangetoond dat langs de
hele Noord-Franse kust schorzijdebijen voorkomen op
geschikte plaatsen. Voor het Duitse DNA-onderzoek
hadden we een prachtige serie Nederlandse en Franse
schorzijdebijen verzameld die, verpakt in buisjes met
alcohol, opgestuurd werden naar Münster.
De schorviltbij gevonden!
Terwijl het verspreidingsonderzoek in de Delta gestaag
vorderde, met inventarisatiedagen in de monding en
de kom van de Oosterschelde, bezoeken aan
Opgegraven
nestcellen van
de schorzijdebij.
(Chiel Jacobusse)