I maar anderzijds zijn er ook binnen het gebied duidelij ke oorzaken aan te wijzen. De moerassen in het ooste lijk deel, aan de voet van de zogenaamde Gasdam, hebben hun moerassige karakter door opslibbing verlo ren. Hier lagen vanouds de belangrijkste kokmeeuwen kolonies. Ook het verdwijnen van voedselrijke slikken in Saeftinghe is ongunstig voor de kokmeeuw. Eerder is vastgesteld dat kokmeeuwen die in Saeftinghe broed den hun kostje in hoofdzaak opscharrelen in het slikki- ge intergetijdengebied. Juist die slikken zijn in opper vlakte afgenomen als gevolg van opslibbing en de daarmee gepaard gaande begroeiing. Andere slibrijke gebieden zijn minder aantrekkelijk geworden als gevolg van verzanding. Een heel ander verhaal geldt voor de zilvermeeuw. De zilvermeeuw is een alleseter die in de afgelopen hon derd jaar enorm is toegenomen dankzij zijn enorme aanpassingsvermogen. Recent zijn op het vasteland echter veel kolonies verdwenen door intensieve preda- tie van vossen. De kolonie in Saeftinghe is er een die op nationaal niveau meetelt. Toch is er ook hier sprake van afname, maar die heeft te maken met de sluiting van de vuilnisbelt in het nabijgelegen België. Diverse andere meeuwen, namelijk de stormmeeuw, de kleine mantelmeeuw en de zwartkopmeeuw broeden eveneens in Saeftinghe, en hoewel hun absolute aantal weinig voorstelt, zijn de populaties wel degelijk van belang. Dat laatste geldt ook voor de aan meeuwen verwante visdief. Al sinds vele jaren ligt het aantal broedparen van deze stern rond de 300 en ook in 2004 was dat het geval. Patronen Als beheerder ben je natuurlijk in de eerste plaats geïn teresseerd in de vraag of er een verband te leggen valt tussen het gevoerde beheer en het verspreidingspa troon van de broedende vogels. In Saeftinghe is de eer ste vraag die rijst of er verband bestaat tussen de begrazing van het gebied en het voorkomen van bepaalde broedvogels. Dat verband blijkt ondubbelzin nig aanwezig. Het is overduidelijk dat weidevogels als de kievit en de veldleeuwerik garen spinnen bij de begrazing van het schor. Maar evengoed is duidelijk De geomorfologi- sche opbouw van het terrein is ook terug te vinden in de verspreidingspa tronen van broed vogels. De tureluur broedt voornamelijk op de wat hogere oeverwallen; de biauwborst juist in de moerassige kom men. (Nanda van den Berg) schorrenplanten als de zulte of zeeaster en de zeealsem zijn de laatste jaren in Saeftinghe sterk achteruit gegaan. Al eerder waren planten als lamsoor en zout- melde sterk teruggelopen. Er is veel onduidelijkheid over de oorzaken van de verzoeting, maar zeker is dat de voortschrijdende opslibbing het ontstaan van rietvel den in de hand werkt. Opvallend daarbij is dat rietvel den in Saeftinghe uitsluitend voorkomen boven het niveau van gemiddeld hoogwater. Verder landinwaarts langs de Schelde groeit riet juist speciaal in het interge tijdengebied, dat wil zeggen, (tot ver) beneden het niveau van gemiddeld hoogwater. Minder meeuwen Tegenover de positieve aantalontwikkeling van het aantal rietvogels staat een sterke daling van het aantal broedende meeuwen. Het meest pregnant is de afname van de kokmeeuw. Vergeleken met de stand van 25 jaar geleden is van het aantal kokmeeuwen slechts ruim een half procent overgebleven. Dat zal aan de ene kant te maken hebben met de algemene tendens van achteruitgang die de Nederlandse populatie vertoont,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2005 | | pagina 12