dat bijvoorbeeld rietvogels en gele kwikstaarten juist in het nadeel zijn in (intensief) begraasde delen van het gebied. Natuurbeheer is geen kwestie van simpelweg plussen en minnen! Grauwe ganzen zorgen door hun begrazing ook voor veel mozaïekpatronen in het schor. In de winter graven grote aantallen van deze soort, zeebiesknollen uit de grond. Zo ontstaan er afwisselende biotopen met ondiepe plasjes en moddervlakten. Het is inmiddels wel duidelijk dat soorten als blauwborst, tureluur en water ral hier enorm van profiteren. De patronen in de verspreiding van broedvogels han gen samen met allerlei factoren. Interessant is natuur lijk ook of er samenhang is tussen de mate waarin een gebied wordt betreden en de verspreiding van broed vogels. In Saeftinghe kon - eigenlijk tegen de verwach ting in - geen verband worden vastgesteld. Zo broedde een paartje bruine kiekendieven op een afstand van slechts enkele meters van een excursieroute. En het meest intensief betreden gebied vertoonde een opval lend hoog aantal tureluurs. Dat zijn overigens constate ringen waaruit gemakkelijk onjuiste conclusies kunnen worden getrokken. Uit ervaring elders blijkt dat de mate van betreding van een gebied van doorslaggeven de betekenis kan zijn voor het functioneren als broed gebied. Dat ondanks intensief onderzoek geen verband tussen verspreiding en verstoring is gevonden, toont slechts aan dat betreding in Saeftinghe bij het huidige beheersregiem geen factor van betekenis is. Verschuivingen in soortensamenstelling Inventarisaties die regelmatig herhaald worden hebben een belangrijke meerwaarde ten opzichte van éénmali ge inventarisaties. In Saeftinghe worden broedvogels regelmatig gemonitoord. Je kunt dan de ontwikkeling in de broedvogelpopulatie goed volgen. Jaarlijks wor den kolonievogels en kustbroedvogels geteld. De laat ste gebiedsdekkende broedvogelinventarisatie dateert uit 1997. Als je de gegevens met deze inventarisatie Rietgors. (Archief Het Zeeuwse Landschap) vergelijkt zie je grote verschillen. De soortensamenstel ling in ieder gebied verandert jaarlijks. In bijvoorbeeld bosgebieden zie je naar gelang het bos ouder wordt steeds meer echte bossoorten zoals spechten verschij nen. Ook in het schor kon je een duidelijke ontwikke ling zien. Het schor wordt ouder en hoogt steeds ver der op. Over het algemeen kan gesteld worden dat de meer als mariene te boek staande soorten het de laat ste jaren moeilijk hebben. De riviergebonden soorten zijn door een toename van riet als gevolg van opho ging en verzoeting van het schor juist vooruit gegaan. Het zou interessant zijn om een aantal deelgebieden in Saeftinghe regelmatig te onderzoeken op alle broedvo gels. Zo kun je goed bepalen welke invloeden beheer en ontwikkelingen in de Schelde hebben op de broed vogelpopulatie. Daarnaast is het interessant om een aantal soortgerichte onderzoeken uitte voeren om te weten te komen welke eisen deze soorten stellen en waarom ze nu juist toe- of afnemen. Een voorbeeld van de eindresultaten van de broedvogelinventarisatie van 2004 is in ieder geval te zien op de kaarten. Dhr. I/I/. Castelijns en dhr. A.P. Wieland zijn project medewerkers en dhr. M. Jacobusse is hoofd externe betrekkingen bij Stichting Het Zeeuwse Landschap. Zwartkopmeeuw. (Niels de Schipper) Dit kaartje laat dui delijk de invloed van begrazing in het schor zien. De veldleeuwerik is vrijwel geheel beperkt tot begraasde gebie den. De gele kwik staart lijkt de begraasde delen juist min of meer te mijden. (Nanda van den Berg) A Gele Kwikstaart Veldleeuwerik

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2005 | | pagina 13