9 Het 'boeien' van een kreeft voordat hij de handel in gaat. (Stichting Promotie Oosterscheldekreeft) en een enkele maal wordt er een kreeft in de mond van de Westerschelde gevangen. Het zoutgehalte is daar hoog genoeg, maar waarschijnlijk is het water er te onrustig: te veel stroom, teveel golfslag. Kennelijk houden kreeften daar niet zo van. Ook in de Oosterschelde zien we dat de kreeften wat minder in de monding voorkomen. Noordzeekrabben prefereren kennelijk stroming en golven; die vinden we juist wel in de Oosterscheldemond en beide soorten sluiten elkaar dus een beetje uit (Gmelig Meyling, 1999). De kreeftenvisserij is goed gereguleerd. Er bestaat een vergunningenstelsel; er is een beperkt seizoen (van 1 april tot 15 juli), er is een minimummaat vastgesteld (afstand oogkas tot achterkant rugschild 8,5 cm), vrouwtjes met eieren worden teruggeplaatst en het ministerie probeert het aantal vergunninghouders (veel "slapende vergunningen") terug te brengen. Alleen de sleepnetvisserij op de Oosterschelde is nog een onopge lost probleem. Waarom gaat het nu zo goed met de kreeftenstand? Er vindt geen onderzoek plaats naar kreeften en er zijn dus nauwelijks feiten bekend. Het volgende heeft dus een wat veronderstellend karakter. Allereerst is de Oosterschelde schoon, er is geen zoetwatertoevoer meer en er zijn al jaren geen strenge winters meer geweest. Er is bovendien minder golfslag en stroming door de Oosterscheldekering. Dat is allemaal zeer gun stig voor het kreeftenbestand. Volwassen kreeften hebben eigenlijk geen natuurlijke vijanden. Kleine kreeftjes wel, bijvoorbeeld kabeljauw. Aan de Canadese oostkust is het kabeljauwenbestand door overbevissing ingestort en visserijbiologen daar menen dat dit de oorzaak is van de geweldige aantal len kreeften, die daar tegenwoordig voorkomen. De kabeljauwenstand in de Noordzee en ook in de Oosterschelde is tegenwoordig ongekend laag en dit zou ook een deel van de verklaring kunnen zijn waar om het zo goed gaat met de Oosterscheldekreeft. De kleine kreeftjes hebben tegenwoordig een grotere overlevingskans. Ook belangrijk is dat de kleine kreeftjes voldoende plaatsen hebben om zich te kunnen verbergen voor hun toch nog aanwezige vijanden. De enorme toename van het aantal Japanse oesters in de Oosterschelde heeft ervoor gezorgd dat het aantal schuilgelegenhe- den voor kleine kreeftjes sterk toegenomen is. Ook dat zorgt voor een grotere overlevingskans van de kleine kwetsbare kreeftjes. Tenslotte Kreeftenvissers vertellen dat de vangsten de laatste jaren toegenomen zijn, duikers vertellen dat ze steeds meer kreeften zien. Zelfs hengelaars vangen regelmatig een kreeft. Er zijn echt veel kreeften in de Oosterschelde. De huidige kreeftenvisserij met korven of fuiken, zeker als dit plaatsvindt binnen vaste visvakken, is een duur zame vorm van visserij die zich goed verdraagt met het bijzondere karakter van de Oosterschelde. Naast oesters, mosselen, zeekraal en lamsoren verdient dan ook de Oosterscheldekreeft een plaats als duur zaam geproduceerd, bijzonder Zeeuws culinair product! Kop van de kreeft. (Stichting Promotie Drs. C.R. Heerebout is bioloog en adviseur van de Oosterschelde- Stichting Promotie Oosterscheldekreeft. kreeft)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2005 | | pagina 9