Verspreiding van
de zeekreeft, geba
seerd op gegevens
van 1995 - 2004.
(Gmelig Meyling,
Stichting Anemoon)
Beveland was tot 1867 een eiland; de Kreekrakdam
was er nog niet. Zoet water uit de Schelde kon zowel
via de Wester- als via de Oosterschelde naar zee.
De Westerschelde had een vloedoverschot naar de
Oosterschelde; een deel van het water dat bij opko
mend tij bij Vlissingen de Westerschelde inliep, stroom
de bij afgaand tij niet terug, maar vloeide in de
Oosterschelde. En natuurlijk liep hierdoor, zeker bij
hoge rivierafvoeren, veel zoet water uit de Schelde de
Oosterschelde in. Ook de afvoer van de Rijn, Waal en
Maas liep voor een groter deel naar het zuiden omdat
de Nieuwe Waterweg er nog niet was (de aanleg hier
van begon in 1863).
Na 1867 kon er geen zoet Scheldewater meer de
Oosterschelde binnenkomen. Tevens kon een veel gro
ter deel van het Rijn-, Waal- en Maaswater afvloeien
door de Nieuwe Waterweg. De Oosterschelde werd dus
blijvend zouter en incidentele sterke verlagingen van
het zoutgehalte kwamen veel minder voor. Dat bood
gelegenheid aan zeedieren, zoals de zeekreeft, zich
Verspreiding van
de Noordzeekrab,
gebaseerd op
gegevens van
1995 - 2004.
(Gmelig Meyling,
Stichting Anemoon)
De getallen in de
legenda geven het
gemiddeld aantal
krabben of kreeften
aan dat je zult
tegenkomen bij één
standaardduik op
die plaats.
blijvend te vestigen, temeer daar er vanaf die tijd ook
steeds meer kunstmatige rotskusten kwamen.
Gegevens van de visserij
De uitgebreide jaarverslagen van het Bestuur der
Visscherijen op de Zeeuwsche Stroomen geven een
goed inzicht in de ontwikkeling van de kreeftenstand
in Zeeland. Zoals hierboven aangegeven, werd de
eerste kreeft in 1881 gevangen. De jaren erna werden
er steeds enkele gevangen en vanaf 1898 worden
gevangen kreeften geadministreerd. In dat jaar waren
het er 15, in 1899 werden er 9 opgegeven en in 1900
zijn het er 29. Vervolgens in grote lijnen:
jaar
aantal
1901
89
1906
6.956
1911
5.994
1916
16.181
1921
31.809
1926
73.238
Van het begin van de jaren dertig neemt het aantal
gevangen kreeften af en, nog belangrijker, ook de prij
zen dalen door de import van kreeften uit Scandinavië
en Schotland. De strenge winter van 1929 heeft waar
schijnlijk in combinatie met de hoge visserijdruk een
groot effect gehad op de kreeftenstand.
Ook de strenge winters van 1940 en speciaal die van
1947 zullen de kreeftenstand aanzienlijk beïnvloed
hebben. In 1951 wordt in Yerseke nog maar 1814 kilo
aangevoerd (Ysseldijk, 1973). Op grote schaal beginnen
nu de importen, eerst uit Noord-Europa, later uit
Canada en de oostkust van de Verenigde Staten.
De kreeftenvisserij op de Oosterschelde heeft eigenlijk
geen betekenis meer.
Deltawerken
De afsluiting van de Grevelingen, waarbij het Volkerak
nog open bleef, heeft een sterk negatief effect op het
planten- en dierenleven van de Oosterschelde gehad.
Ongelukkigerwijs viel de uitvoering van deze water
staatkundige werken samen met zeer lage watertempe
raturen (-1,6 °C: januari 1963). Er trad een grote sterfte
op onder de kreeften; vermoedelijk is vrijwel de gehele
populatie toen gestorven. Twee jaar later was door een
grote rivierafvoer het zoutgehalte in de Oosterschelde
zeer laag, 18-19 gram per liter, iets meer dan de helft
van de normale waarde (Van der Hoeven, 1983). Ook
dat heeft natuurlijk opnieuw aanzienlijke sterfte ver
oorzaakt.
Pas na het afsluiten van de Volkerakdam werd de
Oosterschelde een echte zee-arm, zonder enige zoet
watertoevoer van betekenis. De populatieopbouw van
de kreeft kon nu goed beginnen.
Huidige situatie
De kreeft komt veelvuldig in de Oosterschelde voor.
Ook in de afgesloten Grevelingen komen kreeften voor