In 2004 werd op de Markt te IJzendijke een beeld onthuld van prins Maurits. De plaat sing maakte deel uit van de 400-iarige viering van de verovering van Maurits van West-Zeeuws-Vlaanderen. Het beeld is vervaardigd door beeldend kunstenaar Guido Metsers en is geti teld 'De Prins'. Maurits is gezeten aan een schaakbord waarop hii strategisch ziin (witte) Staatse stukken beweegt. De geïnteresseerde waaghals-bezoeker speelt met zwarte stukken, zijnde de Spanjaarden. Archief Gemeente Sluis len vanuit het zuiden kon bescher men. Vóór 1604 voeren regelmatig schepen uit om Zeeuwse schepen op zee of op de Westerschelde aan te vallen. Soms werden zelfs Zeeuwse steden bedreigd. Na 1604 was dat niet meer mogelijk, in ieder geval niet meer vanuit West-Zeeuws-Vlaamse havens. Tot slot kon West-Zeeuws- Vlaanderen nu gebruikt worden als bruggenhoofd. De Staten-Generaal hadden nog altijd plannen om Vlaanderen te veroveren en dat kon alleen maar als zij een stukje bevei ligd Vlaanderen in bezit hadden. zouden zich daardoor als het ware vanzelf terug betalen, was de rede nering. De laatste twee wensen zijn echter maar gedeeltelijk uitgekomen. Verdediging in soorten en maten Gedurende de Tachtigjarige Oorlog zijn in Zeeuws-Vlaanderen verschil lende typen verdedigingswerken aangelegd. De belangrijkste waren de vestingen: versterkte, door bur gers bewoonde steden. De vestingen waren omgeven door hoge aarden wallen met puntvormige bastions, die de verdedigers in staat stelden om aanvallers van twee, soms zelfs drie kanten te beschieten. Voor de wal len lagen grachten en in de grachten soms kleine verdedigingswerken, zogeheten ravelijnen. Bij de meeste steden werd de verdediging geleide lijk verder uitgebouwd tot een com plex van een of meerdere binnen- en buitengrachten en -wallen. De vestin gen werden beveiligd door garnizoe nen met honderden soldaten. Tussen de garnizoensvestingen lagen tal van forten, schansen en redoutes, waar, afhankelijk van de grootte en de mate van oorlogsdreiging, tus sen de 20 en 200 soldaten tijdelijk of permanent gelegerd waren. De vorm van dergelijke verdedigingswerken varieerde van eenvoudig en klein tot fors en gecompliceerd. De forten en schansen werden meestal aangelegd op strategische locaties, bijvoorbeeld aan waterlopen, bij knooppunten van wegen of dijken en in de omgeving van dammen en havens. De verster kingen waren met elkaar en met de vestingen verbonden via dijken. Een reeks van bij elkaar horende verster kingen heette een linie. In het westen lagen behalve de Zwinversterking Retranchement grofweg twee grote linies: een zui delijke tussen Sluis en Aardenburg en een noordelijke rond Oostburg met een uitloper naar IJzendijke. Midden-Zeeuws-Vlaanderen werd gedomineerd door de noord-zuid lopende verdedigingswerken Philippine-Mauritsfort-Terneuzen. Het oosten kende eveneens een dub bel liniestelsel: een korte noordelijke rond Axel en een lange zuidelijke linie, die zich aan de grens uitstrekte van Sas van Gent naar Hulst met ten noorden daarvan de zogeheten Linie van Communicatie. Dit samenstel van grotere en kleinere Zeeuws-Vlaamse verdedigingswer ken en linies wordt de Staats-Spaanse linies genoemd. De namen Staats en Spaans slaan op de periode waarin en de regimes onder wier auspiciën de linies opgericht en in gebruik waren. Trouwens: niet alleen Zeeuws- Vlaanderen werd versterkt, maar ook het noorden van het huidige Oost- en West-Vlaanderen. Ook daar lagen, in reactie op de Staatse bruggenhoofd opvatting, in linies tientallen verge lijkbare vestingen, schansen, forten en redoutes. Een nieuw verdedigings systeem De frontlinie uit de Tachtigjarige Oorlog werd in 1648 staatsgrens. Het einde van de oorlog leidde ertoe dat de verdedigingswerken slechts matig onderhouden werden. Men investeerde zijn geld liever in de aanleg van dijken, polders, wegen en boerderijen. De vele schansen en forten geraakten daardoor langzaam in verval. Vaak werden ze alleen in tijden van oorlogsdreiging opnieuw in staat van verdediging gebracht. Die dreiging kwam na de Vrede van Munster niet meer van Spanje, maar van Frankrijk. In elke generatie na het midden van de zeventiende eeuw is door Frankrijk wel een poging gedaan om Zeeuws-Vlaanderen te veroveren. Dat kwam vooral omdat de Republiek meestal de kant koos Verovering van het mid den en oosten Maar het bezit van West-Zeeuws- Vlaanderen was niet voldoende. Om een volkomen Schelde-afsluiting. buffer en bruggenhoofd te verkrij gen, moesten ook het midden en het oosten van de Vlaamse noordkust worden veroverd. De opvolger van Maurits, prins Frederik Hendrik, heeft dit ook gerealiseerd. In 1633 veroverde hij Philippine, in 1644 Sas van Gent en in 1645 Hulst. Samen met het al eerder veroverde Axel, Terneuzen en West-Zeeuws- Vlaanderen kon nu het gehele gebied tussen de monding van het Zwin en Antwerpen worden omgevormd tot één groot Staats bolwerk. Door de aanleg van vele tientallen verdedi gingswerken gebeurde dat ook. Over hun aantal, meer dan honderd, kun nen we ons nog steeds verwonderen. Hetzelfde geldt voor de snelle en planmatige aanleg van grote polders. Deze vond direct plaats na de Vrede van Munster in 1648. goeddeels binnen slechts een beperkt aantal jaren. De hoop was niet alleen op een militair bolwerk tegen de vijand in het zuiden, maar ook op een herbe volking van het land en de terugkeer van de vroegere welvaart. De forse investeringen in Zeeuws-Vlaanderen 8 ZeeuwsLandschap

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2005 | | pagina 8