<^efJ^ V' verbood ze overlast aan te doen, want ze waren 'een allereerste lekkernij'. De vogels werden dus beschermd om in de broedtijd de jongen uit de bomen te kunnen schudden en op te eten. Ik vermoed dat het een kolonie op een buitenplaats was, maar een vestiging in de vrije natuur is niet uitgesloten. Heel bijzonder was de arendskooi die aan de buitengevel van het stadhuis van Zierikzee hing. Arenden waren een teken van achting voor de Duitse keizer. De arendskooi hing er al aan het einde van de 15de eeuw. Op het prentje van Pronk uit 1747 staat ze nog afgebeeld. Zat er een zeearend in, meegenomen uit Schotland of Noorwegen? Of ging het om een steenarend uit Zuid-Duitsland of Oostenrijk? In deze groep noem ik ook de ooie vaar. Deze prachtige vogel wordt genoemd voor Veere in 1810-14 en voor Zierikzee in 1811 en 1845. Daarnaast zijn er berichten over het broeden op het platteland van Zeeuws-Vlaanderen. Walcheren en Zuid-Beveland. De stadsooievaars werden tam genoemd. Ze ruimden vermoedelijk het afval in de buurt van de vismarkt op. Schadelijke vogels Zeeland had vanouds een agrarische bevolking en die had voor bepaalde vogels geen sympathie. Vanwege de schade aan de gewassen werd in een Zeeuws plakkaat van 1773 bevolen de nesten te verstoren van 'eksters, kraaijen, Vlaamsche gaaijen, kaau- wen en valduiven'. In 1821 werden hierbij in Noordgouwe ook reigers en mussen gerekend. De laatste soort werd eveneens bestreden door de vele mossengilden in diverse Zeeuwse dorpen. Vele roofvogels werden vervolgd omdat ze wel eens een kuiken, konijn tje of zangvogel verschalkten. Het jachtboek van Haamstede noemt de 'cobi' en de sperwer. Kobi en kope stond voor buizerd of kiekendief. Met trots staat in 1925 het schieten van een zeearend vermeld. Ook uilen troffen vaak dit lot en werden tegen de schuurdeur gespijkerd. Probleem voor ons is dat de schietgrage lieden niet altijd wisten welke soort ze neer legden. Vogelliisten In de boeken met vogelinventarisa ties van een gebied zijn de vroegste gegevens vaak afkomstig uit de natuurtijdschriften die omstreeks 1900 begonnen te verschijnen. Toch is het soms mogelijk een eeuw terug te gaan. In 1993 kreeg het toenmalige streekarchivariaat een portefeuille met manuscripten van Jean-Paul Alban, in 1811 sous-prefect te Zierikzee. Hierin bevinden zich lijsten met trekvogels, standvogels, roofvogels, vissen en wild. Van de eerste twee groepen op de linker bladzijde een kopie als huiswerk voor de Iezer(e)s. Welke soorten werden bedoeld? Alban baseerde zich op lokale zegslieden en wat wisten die van vogels? 'Le canard siffleur was de smient die hier als standvogel mogelijk broedde. Er staat 'la cobeille noire, une quantité de corbeaux'. Zijn dat de zwarte kraai en de raaf? Dat zou kunnen, maar wellicht zijn gewoon kauwen en roeken bedoeld die beide in Zierikzee broedden. Het zou de moeite waard zijn een werkgroep te starten die historische vogelwaarnemingen verzamelt en beoordeelt. Het doel zou zijn een overzicht te krijgen van de Zeeuwse vogelrijkdom in het verleden. Dhr. F. Beekman was van 1970 t/m 2001 leraar aardrijkskunde aan de RSG te Zierikzee. Hij woont thans te Den Haag. Een bladzijde (folio 106) uit het handschrift "Jacht-bedryff" (1636), de tekening is gemaakt door A. Santvoort. Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. ZeeuwsLandschap 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2006 | | pagina 13