voorjaar al delen te vinden met relatief hoog gras die aantrekke lijk zijn als broedplaats voor onder andere grutto, tureluur en graspieper. Opvallend is de plotselinge afname van het aantal grutto's in Prunje-Zuid in 2005. De verklaring hiervoor is simpel: na de inrichting van het gebied in 2004 was het opper vlak geschikt broedbiotoop voor deze soort gehalveerd. Tot nu toe zijn er nog steeds geen gedetailleerde vegetatielcaarten van het gebied voor handen. Dat is jammer, want zo wordt de kans gemist om daaraan de veranderingen in de broedvogel- populatie te relateren. Kolonievogels Bij de inventarisatie van Prunje- Noord in 2000 werden drie kokmeeuwparen geteld in de zuidwesthoek van het gebied dat toen nog geen eiland was. In 2002 broedden er - het proefvlalc was inmiddels een eiland - al bijna 300 paren. Een eiland is moeilijk bereikbaar voor grond- predatoren en dus aantrekkelijk voor kolonievogels zoals kok meeuw, visdief en dwergstern. De laatste twee soorten werden pas in 2005 vastgesteld. De grootte van de kokmeeuw kolonie fluctueert jaarlijks, omdat er volop interactie is met andere kolonies in het gebied. Kluten, die er een los kolonie- verband op na houden, broeden vooral op de kale slikranden. Dit verklaart de spectaculaire toena me van de soort in Prunje-Zuid in 2005. Het daar in het najaar 2004 gecreëerde broedbiotoop werd in het volgend voorjaar meteen volop benut. Ten slotte In het begin was het heel on zeker hoeveel en welke vogels de nieuw ingerichte Prunje zou aantrekken. Inmiddels kunnen we stellen dat het gebied boven verwachting veel vogels heeft aangetrokken! Zeker wat betreft pioniersoorten. En dan niet alleen kluten, maar ook veel zeldzamer soorten als dwerg stern en plevieren. Vijf jaar inventariseren is nog te kort om harde conclusies aan de onderzoeksresultaten te verbin den. Als bij verdere ontwikkeling de grond minder kaal wordt, zou bijvoorbeeld het aantal broeden de pioniersoorten ook weer hard kunnen teruglopen. In ieder geval hopen we dat de komende jaren de resultaten en conclusies van ons onderzoek Staatsbosbeheer zullen helpen bij het bedenken van beheers maatregelen om het gebied aantrekkelijk te blijven houden voor broedvogels en vooral ook voor kwetsbare soorten zoals bontbekplevier, strandplevier en dwergstern. Zo draagt de Vogelwerkgroep Schouwen- Duiveland zijn steentje bij aan de ontwikkeling en het behoud van de natuur langs de Zuidkust van Schouwen. Dhr. G.F.C. van den Ende is lid van de Vogelwerkgroep Schouwen- Resultaten broedvogelinventari- Duiveland. saties zuidelijke Prunie. soort 2000 2002 2003 2004 2005 Nijlgans 0 0 0 0 1 Bergeend 5 2 4 4 6 Krakeend 2 0 0 0 0 Wintertaling 1 0 0 0 0 Zomertaling - - - - - Wilde Eend 4 8 4 4 4 Slobeend 1 2 2 1 3 Kuifeend 1 6 2 1 2 Patrijs 1 1 0 1 0 Fazant 4 4 2 3 1 Waterhoen 0 2 1 0 0 Meerkoet 2 3 2 0 0 Scholekster 12 13 10 17 9 Kluut 8 8 12 6 87 Bontbekplevier 1 1 1 1 2 Strandplevier - - - - - Kievit 34 37 23 42 25 Grutto 25 22 17 24 15 Tureluur 15 19 19 19 13 Zwartkopmeeuw - - - - - Kokmeeuw 0 0 0 0 21 Visdief 0 0 0 0 5 Dwergstern - - - - - Houtduif 0 1 1 2 1 Koekoek 0 1 1 1 0 Veldleeuwerik 11 14 10 17 12 Graspieper 14 11 14 11 10 Gele Kwikstaart 2 1 1 0 1 Kleine Karekiet 3 4 1 4 0 Bosrietzanger 0 1 0 1 0 Putter 0 0 0 1 1 Kneu 0 1 0 1 1 Rietgors 3 4 3 2 1 Totaal broedparen 149 166 132 168 235 Totaal soorten 20 22 21 21 23 ZeeuwsLandschap 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2006 | | pagina 17