•«*»- I -- I v'.--;>Sv m De aanleg van de Brouwersdam in de iaren zestig. Gert-Jon Buth Uitgeverij de Hef, 2000 14 ZeeuwsLandschap landbouwkundige inrichting van de droog gevallen gronden de boven toon. Alle voormalige schorren, bij elkaar ruim 1000 hectare, werden omgezet in landbouwgrond. Ondertussen was landelijk door de toenemende verstedelijking, het instellen van de vrije zaterdag, de groeiende welvaart en de mobili teitstoename, de behoefte aan grote recreatiegebieden sterk toegenomen. Bovendien was Zeeland vanaf 1965 met het gereed komen van de eerste Deltadammen, de Haringvlietbrug en de Zeelandbrug goed bereikbaar vanuit de Randstad geworden. Dat betekende dat voor inrichting van het Veerse Meer de minder productieve gronden vooral voor recreatie en ook bewoning bestemd werden. Er kwa men: lig- en speelweiden, uitgebreide bos-beplantingen, bungalowparken, kampeerterreinen jachthavens en een vliegveld. Het landschappelijke inrichtingsplan voor het Veerse Meer werd weer door Staatsbosbeheer, in het bijzonder ontwerper N. de Jonge, opgesteld. De eerder voor de inrichting van Walcheren toegepaste zakelijke en functionele benadering werd voortgezet bij het ontwerp van het Veerse Meer-landschapsplan. Belangrijk uitgangspunt hierbij was dat er een landschap zou ontstaan met een van te voren vast omlijnd eindbeeld. Bewust werd zo min mogelijk rekening gehouden met plaatselijke bodemkenmerken en werd niet ingespeeld op natuurlijke ontwikkelingskansen. Op onder andere de Schotsman, de Ruiterplaat en het eiland de Haringvreter zijn grote rechte blokken met de bekende staatsbossen aangeplant, die worden afgewisseld met strakke speelwei den. Beide landschapselementen werden voorzien van rechte afwate- ringssloten. Aandacht en ruimte voor natuur kwam bij de inrichting van het Veerse Meer al wat meer aan de orde dan bij de voorgaande inrichtings plannen. De noordelijke punt van de Goudplaat, nabij Kamperland, en de Middelplaten bij Wolphaartsdijk, bij elkaar zo'n 300 hectare, werden als natuurgebied aangewezen. De eerste jaren, toen deze gebieden nog spaar zaam begroeid waren, broedden hier vele sterns en kluten. Naderhand werden grote delen van de nieuwe natuurgebieden geëgd en ingezaaid met gerst, ter wille van overwinteren de ganzen en eenden. Vanaf de eerste jaren worden deze gebieden door middel van een begrazingsbeheer in een graslandstadium gehouden. De Grevelïngen Voor de afgedamde Grevelingen, met een oppervlakte van 14.000 hec tare, waarvan 2.850 hectare droog gevallen land, werd in 1971 door dezelfde Staatsbosbeheer-ontwerper een met de voorgaande plannen over eenkomstig sterk kunstmatig land schapsplan uitgewerkt. Wederom met veel strakke bosaanplant en afgeperkte recreatieterreinen. In die tijd ging echter landelijk het natuur- gericht denken en het inspelen op natuurlijke ontwikkelingskansen steeds meer terrein winnen. Er ont stond weerstand tegen de erg kunst matig aandoende inrichtingsplannen en grootschalig bosaanplant die de belangrijke vogelfunctie van de Grevelingen sterk zou gaan benade len. Daarnaast begonnen toen in de Europese Unie de problemen van de landbouwsubsidies en productieover schotten naar voren te komen, waar door het Rijk afzag van het omzetten van drooggevallen schorren en slik ken in landbouwgrond. Ook speelde mee dat Rijkswaterstaat inmiddels een eigen milieuafdeling had gekre gen, waar biologen werkzaam waren. Grevelingen, Bruinisse. Inrichtingsplan Oost en West. Tekening en ontwerp: Nico de Jonge, ca. 1971. Overgenomen uit: Gids voor de Nederlandse tuin- en landschaps architectuur, Deel Zuid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2006 | | pagina 14