Bruine
als beide ouders jagen en de jongen
veel voedsel nodig hebben.
Behalve aan het grootteverschil, wat
overigens geen duidelijk veldken-
merk is, zijn man en vrouw op basis
van het verenkleed goed van elkaar
te onderscheiden. Mannetjes hebben
grote grijze vlakken op de vleugels
en een grijze staart. Ze zien er nogal
bont uit. Vrouwtjes zijn geheel
bruin met een witgele kop en een
wisselende hoeveelheid witgeel aan
de voorrand van de vleugels. Net
uitgevlogen jongen zijn donkerbruin
met een zeer kenmerkende abrikoos-
kleurige kop. Na enkele maanden is
het kleed onder invloed van de zon
gebleekt en lijken ze erg veel op de
volwassen vrouwtjes.
Broed bol werk
Kreken bieden in Zeeland veel
nestgelegenheid voor de bruine
kiekendief, maar het echte bolwerk
van Zeeland is het Verdronken Land
van Saeftinghe. Dit gebied is niet
alleen redelijk veilig tegen grond-
predatoren, maar biedt ook rust
en erg veel voedsel. In Saeftinghe
broeden kiekendieven behalve in
het riet ook tussen de zeebiezen. Dit
gaat vaak om de latere vestigingen,
meestal van jonge vogels. De beste
plaatsen worden door de oudere
vogels benut. Die beginnen enkele
weken eerder met broeden.
Bruine kiekendieven kunnen dicht
bij elkaar broeden. Vele andere
soorten roofvogels zouden het niet
tolereren als er een soortgenoot vijf
tig tot honderd meter verder op zou
broeden, maar de bruine kiekendief
is niet zo territoriaal. Het komt soms
zelfs voor dat een mannetje er twee
vrouwtjes op na houdt!
Dat ze niet zo territoriaal zijn wil
overigens niet zeggen dat ze geen
last hebben van concurrentie. De
laatste jaren hebben bruine kieken
dieven steeds meer last van concur
rentie, met name van buizerds en
zwarte kraaien. Dat is vooral het
geval op plaatsen met bomen in de
nabijheid van het nest. De in bomen
zittende kraaien kunnen van daaruit
alles goed in de gaten houden en
vinden op die manier het nest en
roven de eieren of de kleine jongen.
Buizerds profiteren ook van de
aanwezigheid van bomen. Ze gaan
in de buurt van een kiekendiefnest
zitten en wachten tot de kiekendief
met prooi aankomt vliegen. Zodra
dat het geval is, proberen ze hem de
prooi af te pakken. Kiekendieven
hebben dus eerder last van boom
broeders dan van elkaar. Door het
ontbreken van bomen hebben ze in
Saeftinghe nauwelijks last van kraai
en buizerd. In Saeftinghe gaat het
dan ook goed met de populatie: een
toename van 17 paren in 1997 naar
27 in 2004. Terwijl in dezelfde perio
de het aantal broedparen in Zeeland
met een kwart afnam.
Overwinteraars
Bruine kiekendieven verblijven niet
alleen tijdens het broedseizoen in
Saeftinghe, ook in de winter zijn
ze er talrijk te vinden. Sinds de
jaren zeventig van de vorige eeuw
overwinteren bruine kiekendieven
in Saeftinghe. Het begon eindjaren
tachtig met 5-15 exemplaren, maar
vanaf de eeuwwisseling gaat het om
80-160 vogels. Ze voelen zich blijk
baar thuis in Saeftinghe. Een moge
lijke verklaring hiervoor is, zoals
gezegd, dat Saeftinghe een grote
boomloze en weinig aan verstoring
onderhevige vlakte is. Maar onge
twijfeld de belangrijkste reden is dat
er 100.000-150.000 (water)vogels
overwinteren. Die dienen als voed
sel: vaak in de vorm van aas, want
een winter eist zijn tol.
In Saeftinghe overwinteren voor
namelijk de jonge vogels die nog
datzelfde jaar geboren zijn. Ze lijken
sterk op volwassen vrouwtjes.
Het verschil is alleen te zien door
goed te kijken en bij het juiste licht.
Volwassen vrouwtjes hebben een
roestbruine staart (kleur staart
lichter dan die van de rug), terwijl
jonge vogels een donkerbruine staart
hebben (zelfde kleur als de rug). Je
hoort wel eens dat het onderscheid
te maken is door te letten op de
hoeveelheid wit op kop en schouder,
maar dat is niet juist!
Het tellen van overwinterende
bruine kiekendieven vindt plaats
op slaapplaatsen. Tellen overdag is
niet mogelijk, omdat de vogels voor
meer dan de helft van de tijd op de
grond zitten. Tegen de avond vliegen
ze naar bepaalde min of meer vaste
slaapplaatsen, waar ze in het
gezelschap van elkaar de nacht
doorbrengen. Vogelaars maken
handig gebruik van dit fenomeen,
door de naar de slaapplaats vliegen
de vogels te tellen. Dergelijke tellin
gen hebben afgelopen winter in het
gehele Deltagebied plaatsgevonden.
In Saeftinghe werden toen 110 exem
plaren geteld, terwijl er in de rest
van de Delta zo'n 15 exemplaren
verbleven. De waarde van een groot
schalig schorrengebied is daarmee
maar weer eens mee aangetoond.
Ing. J.W. Castelijns is onderzoeks
medewerker bij Stichting Het
Zeeuwse Landschap.
Bruine kiekendief,
mannetje met prooi.
Niels de Schipper