macht is al in de Europese wateren.
In de vierde week staan nog steeds
alle vallen onaangeroerd opgesteld.
Het is eind april en de sterns tonen
nog steeds weinig belangstelling. Zit
de slechte ervaring van vorig jaar
nog in de haarvaten? In de zesde
week zijn er enkele vallen gevuld
met krijsend geteisem. De sterns
wachten nog steeds af. Ze over
nachten op de Plaat van Breskens
of het Voorland van Nummer Een.
De Bol is koud en ze wachten op
de weersomslag. We blijven nu elke
dag ongedierte vangen. In de zesde
week halen we opgelucht adem. We
vinden geen verse sporen meer. De
vangkooien blijven voor de zekerheid
op scherp staan. Vanaf nu heerst er
alleen nog serene rust op de Bol.
Stratego
Begin mei verbetert het weer. Ze
zijn er van de ene op de andere dag.
Uit zee komt laag over het water en
over een breed front het ene na het
andere eskader geluidloos aanvlie
gen. Met een hoogwater vroeg in
de avond is het strand van de Bol
een gonzende brij van hofmakerij.
Er wordt nu nog ver op zee gevist.
Een grote zandspiering bungelt in de
snavel. Zonder vis geen liefde. Twee
dagen later hoppen de kokmeeuwen
van het strand naar de duintjes
en binnen een half uur volgen de
grote sterns. Het spelletje stratego
is begonnen. Om niets schuiven ze
op. vliegen weg. beginnen opnieuw
honderd meter verderop, veranderen
onaangekondigd weer en eindigen
dansend op het strand. De volgende
groep van vijftig maakt de overstap
en doorloopt hetzelfde ritueel. Nog
niks is zeker. Zilvermeeuwen kij
ken bedeesd van een afstandje. De
komende drie dagen verandert dit
beeld niet. De dwergsterns hebben
de nieuwe schelpenbank ontdekt en
dwarrelen ongemerkt en op gepaste
afstand naar de opdrogende bodem
om op het naakte zand hun spelletje
te spelen. De voor hun onmisbare
jonge zandspiering is eindelijk het
estuarium binnengetrokken. De
visdiefjes staan aan roerloos aan de
Grote sterns
wind en water weer uitgevlakt.
Zandgolven komen en gaan.
Een onaangename verrassing valt de
beheerder ten deel als hij in het vers
rollende stuifzand de onmiskenbare
voetprentjes van een viervoeter
vindt. Een gewone bruine rat! De
aartsvijand van koloniebroeders. Hij
zet vallen, maar de vallen blijven
weken leeg. Hij kan nu alleen maar
hopen op alles overspoelende gier-
tijen in de komende wintermaanden.
In maart komt de Mergus van stal
en we gaan gelijk de Schelde op.
Zeehonden schooieren in de voor
jaarszon en lijken verbaasd. De Bol
is grauw en geel. Een aarzelend
groen sprietje worstelt omhoog.
Direct aan de waterkant is door het
water uit het niets een prachtige
schelpenbank opgeworpen. Een
afslagrand van twee meter ontwaart
aan de noordkant van de duintjes.
Een dikke lijn veek slingert op de
overgang van de kwelder en de
duintjes. De zo vurig gewenste
onderdompeling is niet gekomen. We
gaan als eerste naar het verse zand.
Het duurt geen drie minuten of we
vinden meerdere gegraven holletjes
en daar rondom een rangeerterrein
van loopsporen. De haltes worden
gemarkeerd door stapels keutels.
Overal over de Bol verspreid is het
beeld hetzelfde. Waar komen die
loeders ineens vandaan? En over vijf
weken komen de sterns!
De beheerder heeft vanaf nu dage
lijks werk aan de Bol. Rattenvallen
zetten en controleren. De race tegen
de tijd is begonnen. Ze moeten weg.
Allemaal! Ratten en sterns gaan niet
samen. Week in week uit worden
verse graafsporen gevonden, maar
de kooien blijven leeg. Bij ieder hol
wordt een kooi geplaatst. Er zijn
veel ratten, maar het is onmogelijk
om een schatting te maken. De klok
tikt verder. Visdiefjes en grote sterns
komen binnendruppelen en de hoofd-
ZeeuwsLandschap 11