NfvO
[l^^EOCife
Op uitnodiging van Het Zeeuwse Landschap heb ik de afgelopen twee herfsten enkele weken in
Zeeland gebivakkeerd om, samen met medewerkers van de stichting en regionale amateurmyco-
logen, in een aantal terreinen paddenstoelen te inventariseren. Al dertig jaar ben ik als mycoloog
en ecoloog werkzaam in Drenthe, een provincie die gekenmerkt wordt door zure, arme zand- en
veengronden en de daarbij horende bossen, heidevelden en vennen. Zeeland vormt daarmee een
scherp contrast met zijn overwegend open landschap en vaak kalkriike klei- en zandgronden. In
dit artikel zal ik enkele indrukken geven van de paddenstoelen in open duinen en graslanden. In de
volgende aflevering komen bomen en bossen aan de orde.
Het zilte nat
Geen provincie heeft mijns inziens
zo'n treffende naam als Zeeland. De
regio is immers door de eeuwen heen
vervlochten met de zee. zowel eco
nomisch als ecologisch. Ondanks de
Deltawerken is de invloed van de zee
nog alom in het landschap zichtbaar:
duinen en dijken, platen en schorren,
inlagen, kreken, doorbraakkolken.
Land, voor altijd getekend door de
zee.
Zilte en brakke gebieden vormen
dus een belangrijk onderdeel van de
Zeeuwse natuur. Maar voor mycolo-
gen is daar weinig te beleven, want
paddenstoelen houden niet van zout.
De kwelderchampignon kan. zoals
de naam suggereert, wel wat zout
verdragen en wordt soms inderdaad
op de hoogste delen van schorren
gevonden. Toch groeit ook deze soort
liever op zeedijken en in ruige gras
landen buiten bereik van zeewater.
Dynamische duinen
Het strand is een ander zwamon-
vriendelijk biotoop. Op hout kunnen
genoeg paddenstoelen groeien, maar
op aangespoelde balken en planken
vind je niets zo lang ze doordrenkt
zijn met zeewater. Zodra het zand
opgestoven wordt tot duinen boven
het gemiddelde hoogwaterniveau, en
zich helm vestigt, zijn paddenstoelen
echter van de partij. Op het eerste
gezicht lijkt zo'n dynamisch milieu
met telkens verstuivend zand niet
erg geschikt voor tere organismen
als paddenstoelen, maar sommige
soorten hebben zich kennelijk met
succes aangepast en komen vooral
in de late herfst in grote aantallen te
voorschijn. De talrijkste soorten in
de zeereep zijn de duinfranjehoed en
duinveldridderzwam. Minder alge
meen is het zandtulpje, een gesteelde
bekerzwam met gekartelde rand die
half verzonken in het zand leeft. Ook
de duinstinkzwam is lang niet overal
te vinden. Hij lijkt sterk op de gewo
ne stinkzwam uit onze bossen, maar
verschilt onder andere in de violette
tinten aan de buitenkant van het
duivelsei en de zwakkere, nauwelijks
onaangename geur. Daarnaast zijn
de buitenste duinen het biotoop voor
sommige zeldzame paddenstoelen
die op dode delen van helm leven,
zoals de helmharpoenzwam en de