gebieden ontvolkt geraakt als het gaat om weidevogels en andere plat telandsvogels. Dramatische achteruitgang Kritische soorten als de kemphaan en de watersnip gingen het eerst voor de bijl. Al kort na de Tweede Wereldoorlog begon een drastische achteruitgang. Oorzaken waren vooral ontwatering van natte hooilanden en volop gebruik van kunstmest. De bonte wei veranderde in een groene mat en het zompige maaiveld werd zo strak als een voet- valveld. Van een vogel als de kemp haan is minder dan 1 procent van de naoorlogse populatie overgebleven. Watersnip en zomertaling verging het al niet veel beter. Het duurde niet lang voordat ook de minder kritische weidevogels, die nog altijd zeer talrijk waren, achteruit begonnen te gaan. Eerst de tureluur, en vlak daarna ook de grutto; eigenlijk het vlaggenschip van de Nederlandse weidevogels. Van de grutto broedde vanouds zo'n tachtig procent van de wereldpopu latie in Nederland. In 1975 werd de nationale populatie nog geschat op 120.000 broedparen. Bijna driekwart daarvan is verdwenen en pessimis tische schattingen spreken zelfs van niet meer dan 20.000 paren in ons land. En nog stond de ontwikkeling niet stil. Wat nog maar twintig jaar gele den niemand voor mogelijk hield is waarheid geworden. Eertijds uiterst algemene vogels als de graspieper en de veldleeuwerik zijn op de rode lijst beland. Kieviten en scholeksters zijn in tal van weidevogelgebieden verdwenen en alleen die-hards als meerkoet en knobbelzwaan weten zich daar nog te handhaven. Als belangrijkste oorzaak wordt altijd weer intensivering van de landbouw genoemd, maar wat houdt die Slobeend Vee in de wei betekent insecten en daar vertoeven gele kwikstaarten. Hier dient het schaap als leve rancier van nestmateriaal. ZeeuwsLandschap 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2008 | | pagina 5