a De schilderachtige resten van de bakkeet, bijgebouw van de Hoeve Van der Meulen. De lach van de groene specht is de hele dag op het erf te horen. Steenuil Doe vooral voorzichtig als je over het wegje langs de boomgaard loopt. Jarenlang mocht niemand daar een stap zetten en als je rustig en onop vallend passeert zie je soms wat al die rust heeft opgeleverd. Van tus sen de opgestapelde takken gluurt een hermelijntje nieuwsgierig naar de indringers en in de kop van een oude knotwilg zit het steenuiltje. Onbeweeglijk als een standbeeld, maar kom niet te dichtbij. Eerst gaat de vogel met de ogen knipperen en dan ineens vliegt ie weg. Laag boven de grond onder de kruinen van de hoogstammen. Aan het schelden van de merels kun je horen waar hun aartsvijand neerstrijkt. Overdag durven ze wel. Vanavond, als uit de knotbomen het welluidende, steeds herhaalde poeoeh weerklinkt, kijken ze wel uit. Zo n steenuil is dan levensgevaarlijk... Tsja, wat moetje nou als beheerder. De eerste impuls is: wegwezen En nooit meer terugkomen. In zo n ongerepte woestenij kun je alleen maar dingen verpesten. Maar ja. die zeldzame fruitrassen dan? En de prachtige knotbomen, die bij verdere verwaarlozing allemaal kapot zullen waaien. Om dan nog maar te zwijgen van de ambitie waarmee het allemaal begon: de aloude boerennatuur een laatste toevluchtsoord bieden. Het is uitgelopen op een compromis. De helft van de boomgaard is opge knapt en wordt beheerd volgens oude boerentraditie. De gaten in de rijen fruitbomen zijn opgevuld met jong plantgoed (natuurlijk hoogstammen van ouderwetse rassen) en onder de bomen is gras ingezaaid, zodat er net als vroeger beweid kan worden. Het mooiste zou nog zijn om er volgens aloude traditie kalverweide van te maken. De andere helft van de boomgaard blijft woest en ongerept. We hebben ons zelf beloofd om daar weg te blijven. Hier is de ransuil heer en meester in de nacht, maar al vanaf de vroegste ochtenduren klinkt er het koor van de vogels. De winter koningen, de spotvogels, de heggen- mussen, de kool- en de pimpelmezen, de zwartkoppen, de tjiftjaffen, de fitissen, de roodborstjes en de grauwe vliegenvangers. Bij elkaar ver over de veertig soorten. Gebouwen Begin je aan herstel van de gebou wen, dan is de afweging weer net zo lastig. De voormuur van het huis herbergt een zeldzame varenvegetatie met onder meer muurvaren, tong varen en steenbreekvaren. In de kapschuur huist een paar kerkuilen. Bij de bakkeet was daar op een mooie zonnige juni-ochtend ineens een man netje torenvalk die fel alarmeerde. De reden werd al snel duidelijk. In het gat van de zwartgeblakerde schoorsteen zaten vijfjonge toren valken. Net uit het nest en met de donsveertjes nog op de kruin. Soms moetje dan toch wel rigoureuze keuzes maken. Je kan het huis niet een beetje in stand houden of de bakkeet half herstellen. Vooralsnog roofvogels als buizerd en sperwer de boomgaard uit als broedterritorium. Voor hen zit de aantrekkingskracht juist in het feit dat de altijd maar bezige mens zich hier wat terug getrokken heeft. Met plantjes is het al niet anders. Een oerwoud van berenklauwen zal menig hovenier de handen doen jeu ken, maar in de bloeischermen zitten wel duizenden zweefvliegen, bladwespen, graafwespen, lieveheers beestjes, penseeikevers en wat al niet meer. Onder de fruitbomen groeit een echte bosplant, de bosandoorn en op de bloemen daarvan vliegt zowaar het zeldzame andoornbijtje, dat verder van heel Zuid-Beveland niet bekend is.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2008 | | pagina 14