Waarom groeien er op de Zeeuwse dijken bij
zondere planten? Wat hebben schapenbegrazing
en de aanleg van de deltadammen daarmee te
maken? Waar komt de naam 'Slikken van de
Heen' vandaan? En, waarom verkeert een gele
kwikstaart graag op het boerenland?
De Slikken van de Heen
De Slikken van de Heen heb
ben een op het eerste gezicht wat
raadselachtige naam. Hoezo slik
ken? Het is bos, dat afgewisseld
wordt door open plekken waar
Schotse Hooglanders en pony's
grazen. Dertig jaar geleden waren
het schorren die ook bijna volledig
begroeid waren. Wie de landkaart
van het noordelijk Deltagebied
gaat verkennen komt wel vaker
de naam Slikken tegen, wanneer
je eigenlijk eerder zou praten over
schorren of gorzen. De Korendijkse
slikken en de Beninger Slikken
langs het Haringvliet bijvoorbeeld
en de Slikken van Flakkee langs de
Grevelingen. De vanzelfsprekend
heid dat slikken onbegroeid zijn en
dat ze schorren of (in het noordelijk
Deltagebied) gorzen genoemd
worden zodra ze begroeid zijn, gaat
dus in topografische namen niet
altijd op.
Dan nog het woord Heen. Dat is
een oude benaming voor de zee-
bies. De heen is een plant van brak
milieu die op de overgang van zout
naar zoet de schorvegetatie sterk
kan overheersen. We zien dat bij
voorbeeld ook in Saeftinghe.
Het aardige is dat de Slikken van
de Heen en het naburige dorpje De
Heen juist langs de vroegere zout-
zoet-overgang van het Krammer-
Volkerak gelegen zijn.
Hetzelfde zien we trouwens
wat noordelijker bij het dorpje
Heenvliet. Ook precies gelegen op
de plek van de zout-zoet overgang.
Een jaar of tien geleden is de offici
ële benaming zeebies weer omgezet
in de oude naam Heen. En daarmee
zijn ook die plaatsnamen ineens een
stuk begrijpelijker geworden.
Koeiewachterties
De witte kwikstaart heeft heel veel
dialectnamen. Eén van de bekendste
luidt paerdewachtertje. Een heel
toepasselijke naam. omdat de witte
kwik als typische boerenerfbewoner
altijd in gezelschap van de boeren -
knollen te vinden was. Zelfs als die
gingen ploegen, want dan vlogen
de kwikstaarten mee om daar de
wormpjes en dergelijke op te pik
ken.
Gele kwikstaarten hebben de
streeknaam koeienwachtertje. Dat
is meer dan een wat fantasieloze
variant op het paerdewachtertje.
Gele kwikstaarten zijn veel schuwer
en zij bleven op veel grotere afstand
van de boerderij, waar de paarden
op of rond het erf liepen. In de
polder liepen de koeien en als insec
teneter bleef de gele kwikstaart
graag in de omgeving van de altijd
ruimschoots door vliegen omringde
koeien.
Paedewachtertjes en koeiewach-
tertjes bevolken nog steeds ons
platteland. Nog steeds doen ze hun
naam eer aan, maar er is zoveel
veranderd op het platteland datje
nu net zoveel witte kwikstaarten op
het industrieterrein ziet als vroeger
op de boerderij. En voor grote hoe
veelheden gele kwikstaarten moetje
op de schorren van het Verdronken
Land van Saeftinghe wezen.
Chiel Jacobusse
Gele kwikstaart:
het koeienwachtertje.
•«De Slikken van de Heen
zijn allerminst kaal,
het gevarieerde land
schap is een aantrek
kelijk wandelgebied.
ZeeuwsLandschap 21