Het zilveren fluitje
Of het zilveren fluitje. Dat is een
wilde bij die zijn nestholletje graaft
in het rulle zand. Dat het zaakje niet
instort is te danken aan de bekleding
van de binnenzijde met keurig ovaal
uitgeknipte stukjes blad. Het zilveren
fluitje behoort dan ook tot de behan
gersbijen. Zijn naam dankt het dier
aan Jac. R Thijsse, die met de naam
verwees naar de hoge zoemtoon
die de vliegende bijtjes ten gehore
brengen. Wie eenmaal een beetje
thuis raakt in het doen en laten van
al die bijen en wespen is voorgoed
verkocht. Steeds weer opnieuw sta je
versteld van het fraaie uiterlijk en de
wonderbaarlijke gedragingen van de
honderden verschillende soorten.
Het nieuwe deel van de Fauna
Zeelandica is in de eerste plaats een
verspreidingsatlas. Op een schaal
van uurhokken, vierkante vakken
van 5x5 kilometer, is van 425 soor
ten het voorkomen en de verspreiding
in Zeeland weergegeven. Daarbij
is onderscheid gemaakt tussen de
waarnemingen die tot 1 januari
2000 bij elkaar gebracht zijn door
EIS-Nederland en de waarnemingen
die vanaf 1997 door de leden van de
insectenwerkgroep zijn verzameld.
Dat zijn er overigens meer dan zes
keer zoveel als alle andere waarne
mingen die over de voorafgaande 150
jaar door EIS van Zeeland bekend
zijn. (European Invertebrate Survey is
het landelijk en Europees coördinatie
punt voor het opslaan en verwerken
van verspreidingsgegevens over
ongewervelde dieren).
Bestudering van de kaartjes leert
dat elke soort zijn eigen specifieke
voorkeuren heeft. Zo komt het boven
genoemde zilveren fluitje vrijwel
uitsluitend in de duinen voor. De
kattenstaartbij is beperkt tot het
zuidelijkste randje van Oost-Zeeuws-
Vlaanderen, waar pleistoceen zand
aan de oppervlakte komt. De spies
wesp Oxybelus quaituordecemno-
tatus (zo heet-ie nou eenmaal) heeft
in Zeeland een typisch estuariene
verspreiding, wat van deze soort hele
maal niet bekend of verwacht was.
Nestbouw
Intussen is het niet zo dat alleen
uitgestrekte natuurgebieden interes
sant zijn voor bijen en wespen. Je
zou haast zeggen in tegendeel. Een
rieten dak op een schuurtje kan een
hele reeks soorten van behangers
bijen, maskerbijen, graafwespen,
ZeeuwsLandschap 11
goudwespen, hongerwespen en nog
tal van andere soorten opleveren. En
van een heleboel bijen is gebleken dat
ze voornamelijk nog in tuinen voor
komen. Dat geldt onder andere voor
de kleine en de grote klokjesbij, de
grote wolbij en de blauwe metselbij.
Dat ze vooral in tuinen leven is een
schrijnend bewijs aan de vergaande
armoede aan bloeiende bloemen in
veld en berm. Ook onder de wespen
schuilen typische tuinsoorten.
De urntjeswesp Eumenes papillarius
maakt zijn prachtige nest onder ven
sterbanken of tussen de dakpannen.
Het nieuwe boek bevat een schitte
rende fotoserie van de nestbouw van
deze soort en wat er op volgt. Het
gaat ongeveer als volgt in zijn werk.
De wesp maakt een lemen nest, met
een urnvormige opening. In dat nest
wordt een eitje gelegd. Vervolgens
vangt de wesp een rups en die wordt
a Chrysis ignito of
Goudwesp.
m Coelioxys elongata.