CHE gemoerd, voor brandstof- en zout winning. Deze gebiedsnaam is nog steeds in gebruik voor de Yerseke- en de Kapelse Moer. Aerdgos In die drassige, zilte grasland gebieden werd de grasvegetatie vooral gevormd door aerdgos. een benaming die zowel op Walcheren als op Schouwen gebruikt werd. Zelfben ik veel te weten gekomen over het aerdgos zoals dat voor de Ramp aanwezig was in de Schouwse Prunje (thans deel van Plan Tureluur) middels gesprek ken met wijlen Jan Deïst, een boer uit de Polder Dreischor. De aerdgosvegetatie werd groten deels gevormd door zilte rus, en in minder mate door kweldergras. De Prunje was toen een weids en desolaat gebied, waar 's zomers de koeien van de boeren uit de verre omgeving geweid werden. Honderden hectares aerdgos kwam daar voor. Het was een vegetatie waar het vee zeer goed op groeide. Vanwege die hoge voedingswaarde probeerden boeren dit korte, ste- a Oude topografische kaart van de Schouwse zuidkust. De kaart toont het landschap van Midden Schouwen in 1938, met zijn kleinschalige en onregel matige blokverkaveling. kelige gras ook te gebruiken voor hooiwinning, onder andere voor de trekpaarden in de zware bietentijd en tijdens het ploegwerk. Maar. het hooien van aerdgos vereiste veel vakmanschap; het gladde, korte gewas 'pakte' slecht, en gleed weer gemakkelijk van de wagen (hooi in balen persen was er in de tijd van paard-en-wagen nog niet bij). Er werd dan nogal eens voor het ochtendgloren met de hooiwinning begonnen, zodat de dauw het hooitransport wat verge makkelijkte. Daarnaast moest je in de Prunje rijdend met paard en wagen erg goed het gebied kennen, want een wagenwiel kon gemak kelijk door de 'vazze' (zode) zaken, vooral na een regenperiode, en vast komen te zitten in de venige ondergrond. Alleen de smalle, slingerende kreekrugjes in dit gebied, die zich middels een andere gras vegetatie aftekenden, waren zomers goed begaanbaar. Naspeurend naar de naamgeving 'aerdgos' wees Kees de Kraker mij erop dat op Texel de oude volks naam voor zilte rus 'harend' is. Een dergelijk zilt grasland werd 'harendland' genoemd. De beeld associatie van deze korte stevige grasachtige soort met 'haar' ligt voor de hand. Namen verbaster den vaak in de loop van de tijd. 'haar' op zijn Zeeuws uitgespro ken wordt 'aer'. En van 'aergos' naar 'aerdgos' is niet zo'n grote sprong. Maar bestaat er een link tussen Texel en Zeeland die van toepassing zou kunnen zijn? Het antwoord luidt bevestigend. In het begin van de 17de eeuw vestigde zich aan de Schouwse zuidkust, dus bij de Prunje, een aantal Noord-Hollandse veeboeren. Ze bouwden hier kun karakteris tieke stolpboerderijen, wat een opvallend fenomeen vormt in de Zeeuwse boerderijhistorie (de laat ste is overigens tijdens de Ramp van 1953 verdwenen). Misschien dat deze mensen hun streeknaam voor deze graslandplant mee naar Schouwen genomen hebben, waar na die zich hier, wat verbasterd, verder in Zeeland verspreidde. Zou het zo gegaan zijn? Het is een prik kelende veronderstelling. Gen-Jan Bnth "Kl'óVi'sIt -Koepel --rrtiv" Zeeuws Landschap 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2009 | | pagina 21