Landschapsbeeld op Walcheren, in de omgeving van Hoogelande, gedurende de winter 1915/1916, toen 1500 hectare van het eiland onder water stond. Alleen een smal, verhoogd pad is droog gebleven (Zeeuws Archief, Collecties De Bruyne, inv. nr. 134/122). Begin 1767 melden enkele ingelan den en eigenaren van landen leg gende bewesten den Noordweg tus- schen de stad Middelburg en Sint Laurens dat deze landerijen en ook de wegen elk jaar, van de herfst tot in mei, onder water liggen. De oorzaak? De uitwateringssluizen trekken te traag en het water moet een veel te grote omweg afleg gen naar de Dampoortse sluis bij Middelburg. Op zijn tocht onder vindt het water de barrièrewerking van de Noordweg, de middenweg van het eijland die als een specie van dam fungeert tussen west en oost Walcheren. In januari 1771 her halen ze hun klachten. Ze zijn bang dat hun land door het buitengewoon natte seizoen en de nog by continu atie vallende regens het komende voorjaar nog langer onder water zal blijven liggen dan anders. Dat de natuurlijke opbouw van het eiland een ernstige handicap vormde, was ook al eerder ingezien. In 1766 had den eigenaren van grond aan de Seis- en Noordweg erop gewezen dat de passagien waar door het water hier en daar passeeren moet, hooger leggen dan hun land. Met andere woorden: het is onbegon nen werk de lage poelgebieden te ontwateren. Belangenconflict De geologische opbouw van het eiland stelde de waterbeheer ders voor een complexe kwestie. Dat blijkt bijvoorbeeld in 1799. President van de Polder J.W. Schorer meldt dan dat menigvuldi ge klagten over de slechte uitwate ring bij hem zijn gedeponeerd. Toch stelt hij later dat jaar nota bene voor te onderzoeken hoe het water opgehouden kan worden, om zo klachten over droogte van lieden op de hooge kanten (van de kreekrug gen) voor te zijn. Hier blijkt niet alleen de complexiteit van het probleem, maar worden ook de belangentegenstellingen duidelijk. Het polderbestuur moest niet alleen de klagers met grond in de poelge bieden tevreden stellen, maar ook de belanghebbenden van de hoger gelegen gronden. Ontwatering van het grasland in de poelen stond op gespannen voet met het akkerland gebruik van de ruggen; daar kon snel verdroging optreden. En uitge rekend daar hadden de grote boeren hun grond en concentreerden zich de buitenplaatsen. Op de kreekrug gen manifesteerde zich de Tuin van Zeeland in al zijn glorie, veel meer dan in de primitief en extensief geëxploiteerde poelgebieden. Een interessante opmerking komt van secretaris Snijders van de Walcherse ZLM-afdeling in 1873. Hij zou van een polderbestuurder te horen hebben gekregen: Wij trekken niet zoolang er niet geklaagd wordt, want de een wil het water houden en de ander wil het loozen. Droog merkt hij op dat wanneer de beide landbouwers (leden van het dage lijks polderbestuur) in het lage van Walcheren zouden wonen in plaats van op het hooge, er snel een oplos sing voor de waterproblematiek zou zijn gevonden. Eigen schuld Het waterprobleem was ook een relatief probleem. Iemand die dat scherp doorzag was waterstaats- deskundige Andries Schraver. Hij verweet in 1801 de klagende boeren het probleem deels zelf te veroorza- De Sint Laurense weihoek op de vooroorlogse bodem- kaart. Links de kreekrug met daarop de Seisweg en Buttinge en Zandvoort, rechts de kreekrug met daarop de Noordweg en Sint Laurens en Brigdamme. De verticale arcering duidt op gemoerde grond (uit: J. Bennema en K. van der Meer, De bodemkartering van Walcheren, 's-Gravenhage 1952). (MIDDELBURG ZeeuwsLandschap 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2009 | | pagina 13