Veel vogels hebben
geprofiteerd van de ver-
natting van Sint Laurens'
weihoek. Zowel de veldleeu
werik (links) als de grutto
namen sterk in aantal toe
(C. Jacobusse).
De Sint Laurense weihoek
(C. Jacobusse).
ken, door grenzen te verleggen en
grasland te scheuren tot akkerland
waarvan steeds hogere opbrengsten
werden geëist. In deze hijging naar
winst, poogde de boer over de
schikkingen der natuur te heer-
schen. en dreef den ploeg in zulke
gronden, waar uit de reden die
eeuwig zoude geweerd hebben; - de
lage weilanden wierden gebroken;
- het daar in gezaaide verrotte of
kwijnde. En over dergelijke akkers
werd vervolgens geklaagd! Eigen
schuld, want de physieke gesteld
heid des eilands had deze lage gron
den kennelyk tot weilanden bepaald
en tot niets anders.
Ook te zout en te vies
Te veel of te weinig water mag
dan de kern van het probleem
zijn geweest, maar dat kende nog
enkele andere dimensies. Zo kon het
water ook te zout zijn voor land
bouwkundig gebruik. In september
1753 klagen drie personen over het
menigvuldig zout water op hun
land, waardoor het hoornvee haar
dorst niet kan slissen. Merkwaardig
is dat over de schadelijkheid van
zout kennelijk verschillend wordt
gedacht. Voorzitter Vis van de
Walcherse ZLM-afdeling wijst in
1847 op weilanden die een kort
ziltig gras opleveren, waarvan het
hooi beter is voor het vee dan dat
van de zoete landen. Vertrouwder
zijn echter de regelmatig terugke
rende klachten over het zout, zoals
in 1874. Door het zoute water is er
gebrek aan geschikt drinkwater en
worden bot en krabben aangetroffen
op voorheen zoete plaatsen.
Behalve zout kon het water ook
vervuild zijn. In 1753 wordt bij
voorbeeld geklaagd over de menig
vuldige vuyligheyd, stinkent water
en varkensmest die via rioolbuizen
uit een stijfselmakerij buiten de
Middelburgse Koepoort op het
oppervlaktewater wordt geloosd.
Water dat voor het vee onbruik
baar is. De boosdoener van de
watervervuiling was niet alleen de
industriële bedrijvigheid, maar ook
de uitbreiding van de woonbebou
wing. Het palingsteken, zeker als
dat gebeurde tijdens aanhoudende
droogte, werd eveneens aangewezen
als oorzaak van vervuiling.
Gemaal Boreel
De eeuwige klachten over het veel
vuldige water zouden aanhouden
tot in de twintigste eeuw. In de
winter van 1915-1916 ligt 1500
hectare, ongeveer een derde van het
totale Walcherse poelgebied, com
pleet onder water; een even zo grote
oppervlakte kampt met een te hoge
grondwaterstand. Nog in de zomer
van 1927, als in vier maanden tijd
467 millimeter regen valt, moeten
de boeren hun hooi uit het water
opdreggen.
In 1930 was het allemaal verleden
tijd. Met het gemaal Boreel bij
Middelburg kwam een definitief
einde aan de (land)wateroverlast
op Walcheren. Er ontstonden moge
lijkheden op plaatsen die daarvoor
vroeger onbruikbaar waren. Net
als eerder Schraver kan men zich
afvragen of de nieuwe mogelijkhe
den allemaal even wenselijk waren.
Akkerbouw breidde zich uit over
poelgebieden als de Sint Laurense
weihoek. Wegen, die vroeger in de
poelgebieden ontbraken of daarin
doodliepen, en boerderijen deden
de verschillen met de kreekruggen
vervagen.
Sinds kort liggen de kaarten,
althans in de Sint Laurense wei
hoek, weer anders. In grote delen
van het gebied is de nadruk in
plaats van op de landbouw, op de
natuur komen te liggen. En die is
gebaat bij een hogere waterstand.
Om dat te bereiken werden maat
regelen genomen en worden andere
overwogen. Je zou dat een histori
sche omwenteling kunnen noemen.
Na de lasten nu de lusten van het
landwater.
De heer dr. A.P. de Klerk is adviseur
cultuurhistorie en landschap bij de
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
(SCEZ)