Het zelve anders
Op 21 april 1962 was ik op de dijk bij Kattendijke. Mijn excursieaantekeningen vermelden dat
er op de glooiing een prachtige zonering van grote bruinwieren aanwezig was, met groefwier,
kleine zee-eik, gewone zee-eik en knotswier. Onderaan de glooiing en op de strekdammetjes
groeide gezaagde zee-eik en bij de laagwaterlijn groeiden grote planten suikerwier. Onderaan
de glooiing zaten veel kreukels, de strekdammetjes waren bezet met mossels en wilde platte
oesters en als je stenen omkeerde krabbelden de strandkrabben alle kanten op.
Oosterschelde heeft een handje
geholpen: tussen de schelpen zaten
vaak andere organismen. Juist
omdat zoveel schaal- en schelp
dieren geïmporteerd worden, zijn
veel nieuwe soorten via Yerseke in
Nederland geïntroduceerd.
Daarnaast is de mondiale scheep
vaart een oorzaak. Aangroeisel
van scheepshuiden bestaat uit
talloze soorten planten en dieren,
die zich kunnen verspreiden. Heel
belangrijk is ook het water in bal-
lasttanks van zeeschepen. Veel
zeedieren hebben in hun jeugd een
planktonfase. Met de inname van
Japanse oesters zover het
OOg reikt (C. Jacobusse).
Kattendijke anno 2009
Hoe anders is het daar nu. Japanse
oesters zover het oog reikt en aan
de laagwaterlijn groeit nu vooral
Japans bessenwier en het eveneens
Japanse grote bruinwier wakame.
En als je stenen omdraait, krab
belen vooral penseelkrabben en
blaasjeskrabben weg. Wat is er
allemaal gebeurd?
De flora en fauna van Zeeland is
onder water de afgelopen jaren
beetje bij beetje veranderd: er zijn
veel nieuwe soorten (ongeveer 100)
bijgekomen en bestaande soorten
zijn soms aanzienlijk achteruitge
gaan. Hoe komen die soorten hier
en waar komen ze vandaan?
Exoten, hoe komen ze
hier?
Sommige Europese soorten zijn
hier gekomen doordat ze hun
verspreidingsgebied langzaam
uitgebreid hebben. Zo'n 150jaar
geleden werden er in Zeeland
nauwelijks stenen toegepast bij
dijken. Door de toename aan hard
substraat konden dieren van rots
kusten zich hier vestigen.
Ook vervoer van schelpdieren
vanuit heel de wereld naar de